Attracties - Het Spookslot: te Gast bij de Geesten

 
 
         
 

1978

 
Jonas uit de Wallevis -|- foto: Friso Geerlings © Het WWCW 2003Eindelijk is het dan zover, de eerste attractie van Van de Ven wordt geopend. Het begin van een nieuw tijdperk voor de Efteling en eveneens een grote stap voor de Europese vermaaksector in het algemeen. In de loop der jaren is de openingsdatum van het Spookslot langzaamaan vervangen door de ingebruikname van de Python (op 12 april 1981) als ‘keerpunt’ in de parkgeschiedenis, maar dat doet het slot toch eigenlijk te kort. De komst van de griezelig mooie kasteelruïne was immers het startsein voor een jarenlange periode van bouw en investeringen in het park. De Python kan dan wellicht wel gezien worden als de eerste schreden op een ander pad dan dat van Pieck, de sprookjes en de nostalgie, maar het was toch het Spookslot dat de weg vrijmaakte voor het grootse denken dat de jaren ’80 zou gaan domineren.

Op 10 mei was er om 14.30 een bijeenkomst in Het Witte Paard, in een voor de gelegenheid ingerichte theeschenkerij met de naam "De Swaerte Vleermuys" (hoe toepasselijk). Hier werd door toenmalig directeur Ten Bruggencate een kort begroetingswoord gesproken tot de aanwezigen, met daarin veel aandacht voor het enorme belang van het Spookslot, en de rooskleurige toekomst die met de komst van het kasteel voor het park in het verschiet lag. Ook toenmalig burgemeester van Loon op Zand, de heer F.A.A.M. Fièvez, kreeg de tijd om zich te richten tot het publiek in de zaal. Daarna volgde een vijftien minuten durende toespraak van de staatssecretaris van Economische Zaken die destijds belast was met toerisme, de heer Th.M. Hazekamp. Om 15.00 uur werd er een ludieke presentatie gehouden door dr. Eugene Hellnick, vooraanstaand Brits deskundige op het gebied van spoken en spookverschijningen. Ter afsluiting nam ir. G.F.M. Rieter, voorzitter van het bestuur van de Stichting Natuurpark "De Efteling", daarna nog kort het woord en vroeg vervolgens of iedereen zich wilden gaan begeven naar de nieuwe attractie waar het toch uiteindelijk allemaal om ging.

Aangekomen bij het bouwwerk moesten de aanwezigen zich verzamelen bij de waterput op het voorplein, waar een openingsritueel werd gehouden door de Britse dramagroep Phantom Captain, ‘matadors op het gebied van het onverwachte’. Na dit ritueel kwam een beul met traditionele beulskap over het gezicht, en bijl in de hand naar voren, die het gevaarlijke hakwapen aan de staatssecretaris gaf; aan hem de eer om het lint voor de attractie op een blok doormidden te splijten. Dit lukte na twee pogingen, waarna alle genodigden als eerste échte bezoekers van het Spookslot ooit, de donkere hal mochten betreden en getuigen waren van de eerste officiële voorstelling. Na deze indrukwekkende gebeurtenissen konden de gasten een drankje drinken in de Carrousel- en Dioramazaal, waar Phantom Captain verdere acts opvoerde. Vanaf de Speelweide steeg een heteluchtballon op die de jubileumenveloppen en –postzegels (met onder andere een zegel van de Oosterse Geest) symbolisch moesten gaan posten op een toen nog onbekende locatie (waar de ballon
of eigenlijk de wind ze heen zou voeren dus). De pers kreeg natuurlijk ook alle kans om vragen te stellen bij de grote persbijeenkomst die georganiseerd was in het Victoriaans Theater.

Kate Bush-special (screenshots)Twee dagen later, op 12 mei dus, werd om 19.12 uur een bijzonder televisieprogramma uitgezonden op Nederland 1. De TROS zond toen een special rond Kate Bush uit, waarin de negentienjarige Engelse popzangeres haar Nederlandse tv-debuut maakte, en tegelijk haar LP “The Kick Inside” kon promoten. Vooral het nummer “Wuthering Heights” werd al snel een hit. De hele special was opgenomen in de Efteling, op locaties in zowel het Sprookjesbos als het splinternieuwe slot. De clip bij de hit ‘Wuthering Heights’ was volledig opgenomen in de hoofdshow van het Spookslot. Voor deze gelegenheid werd ook een speciale zerk gemaakt met de naam “Kate Bush” erop, die in een aantal shots gebruikt werd. De zerk zou veel later in de parkgeschiedenis weer opduiken, maar daarover verderop meer. Het bleef voor het Spookslot op TV niet bij de special met Kate, want ook Ton van de Ven was in die tijd op TV te zien. Hij was te gast in de allerlaatste aflevering van het populaire praatprogramma “Voor de Vuist Weg” van Willem Duys, en kreeg, mede door het enthousiasme dat hij bij Duys wist los te maken, zeker tien minuten om ongeremd over ‘zijn’ slot te vertellen. Een mooiere en effectievere reclame voor het miljoenenproject dan zo’n uitvoerig item in een bijzonder populair programma is bijna niet denkbaar.

Tienduizenden mensen konden niet wachten om de Kaatsheuvelse spookbeleving mee te maken door al deze positieve media-aandacht. De bezoeker van 1978 werd dan ook niet teleurgesteld. Eenmaal in de Efteling, en op weg naar het Spookslot, trof men een prachtig voorplein aan, midden in het bos, dat via wegen onder donkere bomen bereikt kon worden. Voor het plein stond een galgvormige constructie waar een stijlvol bord met twee kettingen aan bungelde. “Spookslot” stond daar op, met daarboven de illustratie van een spook dat over de rand van het bord kijkt. Onderaan werd het opgesierd door twee vleermuizen. Die vleermuizen waren destijds als het ware een soort logo voor de attractie: ze waren namelijk op allerlei Spookslot-gerelateerde spulletjes (het woord ‘merchandise’ moest in het Nederlandse taalgebied nog geïntroduceerd worden) terug te vinden, en kwamen, zij het klein, ook voor op het oorspronkelijke attractie-embleempje zelf, dat op de wegwijzers in het park en op de plattegronden werd gebruikt. Dit embleem bestond uit de toren van het slot met daarvoor een vreemd spook, gekleed in een wat clichématig wit laken, gekrulde schoenen, en een soort tovermuts. Zijn handen stonden naar de kijker gericht, alsof hij de bezoeker wilde tegenhouden het slot te betreden. Het logo is ook bekend van de krant- en tijdschriftadvertenties en van de parkeersticker van 1978. Overigens hebben we sterke vermoedens dat het embleem een ontwerp is van Henny "Pardoepiedoe" Knoet, die destijds ook al voor de Efteling werkte. Maar helaas, bevestiging van dit vermoeden hebben we tot nu toe nergens kunnen vinden.

Het voorplein zelf was als een mozaïek bestraat, met grote (flagstone-) tegels die een pad vormden richting de onderdoorgang die angsthazen naar de andere delen van het park voerde, en richting de entree van het slot zelf. De rest van het plein was bedekt met kleinere stenen: kasseien. Het plein werd omzoomd door een lage afgebrokkelde muur. Aan de rechterkant was een diep donker bos en aan de linkerkant ook, maar hier was alles wat meer heuvelachtig. De voorkant van het slot zelf zag eruit er als de ruïne van een ooit machtig kasteel, dat in de lange loop der jaren veel heeft moeten doorstaan: stormen, brand, oorlogen, revoluties... Waar ooit aan de voorgevel een schattig klein torentje met puntdakje
het vaandel fier wapperend in de wind verankerd moet hebben gezeten, vond de slotbezoeker nu we een brokkelige schedelvorm, die veel weg had van een Scream-face. De twintig meter hoge toren, (doe ook meteen het hoogste puntje van het slot is), zag er zeer verweerd uit. Afgescheurd, neergestort pleisterwerk, en afgebroken kantelen op de top geven de toren een troosteloos maar tegelijk ook hyperromantisch uiterlijk. Zo is het eigenlijk met het gehele gebouw aan de buitenkant. Menig schilder uit de romantiek zou er een geweldige inspirator in zien voor een kunstig doek. Verrassend genoeg Voorgevel -|- foto: Bram Elstak © Het WWCW 2003waren ook de kanten van de attractie die de bezoeker niet zomaar vanaf het pad kon zien (de zijkanten die naar het bos waren gericht dus) net zo goed afgewerkt, met prachtig stucwerk en een geweldige afwerking met schaduwverf. Het slot was een razend knap en compleet staaltje van decoratie en afwerking en daarmee, samen met het kasteel van Doornroosje dat drie jaar later onder leiding van de inmiddels over een rijke kasteelervaring beschikkende Ton nog een zeer geslaagde grote renovatie zou ondergaan en het veel later gebouwde Huis van de Vijf Zintuigen en Villa Volta, één van die weinig echt perfect uitgevoerde gebouwen in het park. Het was de Efteling op haar architectonische best.

Wat er volgde na het betreden van de rondom met allerlei vreemde figuurtjes en monstergezichten gedecoreerde poort van het slot, was de duistere gang die we er natuurlijk nu nog steeds aantreffen, maar wel met enkele verschillen ten opzichte van de huidige situatie. Na de bocht naar links (zonder de deur met de rammelende kettingen) zagen de stoutmoedige bezoekers de schedels in de nis liggen, aan de rechterkant van de gang was een soort gevang met twee spiedende ogen en veel gromgeluiden. Aangezien dit tafereel veel weg had van een krokodil, werden de oogjes ook zo genoemd. Na een klein stukje lopen kwam men aan in een deel van de gang waar het plafond opeens wat hoger ligt; de routing door het kasteel is zo dat bezoekers gedeeltelijk onder de hoofdshow doorlopen, en deze plotselinge plafondverandering geeft de grens van de hoofdshow binnen het gebouw aan. De hoogteverschillen in het plafond en het scheef naar boven lopen, hielden de gang interessant desoriënterend en ook wel een beetje macaber. Bezoekers zagen in dit deel van de toegangsruimte tot de hoofdshow rechts bovenin een kleine nis met een figuur die verscheen en verdween (de eerste
en misschien wel onbekendste Pepper's Ghost die bezoekers van de Efteling konden bewonderen) en die soms even zijn mond opent in een wat vreemde, blazende expressie. Een vrij grote, enorm goedkoop ogende, fluorescerende spin liet zich voorzichtig naar beneden zakken om elke keer wanneer het hoofd zijn mond opende weer snel omhoog te kruipen. Een bijzonder curieus tafereel waarvan de betekenis (als die er al is) altijd een raadsel zou blijven.
 

Cause you ring the Bells in my heart

 
Den Hegarty, oprichter van de DARTS en vereeuwigd in het SpookslotWat hebben een ooit razend populaire maar inmiddels lang vergeten muzikant uit Dublin en het Spookslot met elkaar te maken? Het WWCW brengt exclusieve en nooit vermoedde links tussen Dublin en Kaatsheuvel...

Het is laat op de avond, buiten is het weer onguur; de regen slaat als een diep en spookachtig tromroffel onophoudelijk op het dak. Binnen in het splinternieuwe bouwwerk dat het seizoen erna zal openen als Europa's Grootste Spookslot is het echter een gezellige drukte van belang. Decorateurs werken -bedekt onder lagen piepschuim schilfers- ter plekke aan de hoofdshow. De verwarming loeit en Ton van de Ven rookt in een hoek een sigaret, terwijl hij dan weer gebogen staat over zijn ontwerpen en dan weer ter plekke aanwijzingen geeft.

Wie dacht dat dit alles reeds onder begeleiding van Saint-Saëns Dance Macabre gebeurt heeft het echter mis. In een hoek van de enorme ruimte van de hoofdshow staat een oude buizen-radio te tetteren en speelt vrolijke jaren-'70 muziek. Tussen die muziek dé hit van dat moment, "Bells in my Heart" van de DARTS. Zelfs Ton begint mee te hummen op de maat van het aanstekelijke nummer, en Mari fluit zachtjes tussen zijn tanden mee met de saxofoon.

"Zeg Ton, wat moet er op deze zerk in de kelder komen?", vraagt één van de hardwerkende Efteling-constructeurs, het polystyreen-mes even opzij leggende.
"Ach... doe maar die mafkees van d'n Darts van de radio... Den Hegarty toch?"
"Ahja. Goed!"

En zo kwam Den Hegarty, wellicht zonder het zelf ooit te weten, op een zerk van het Slot, net als de proto-gothic Kate Bush, maar dan wél in de hoofdshow en niet in de van spinnen vergeven bezemkast.

Den en zijn band de DARTS zijn inmiddels al lang niet meer te horen op de etherfrequenties, maar gelukkig zijn er nog wel van die alles bestuderende Efteling-fanatici die na maanden turen ontdekten dat het zijn naam is die op de zerk in de catacomben prijkt. Want wanneer de bliksem flitst en de donder klinkt aan het einde van de show is het voor de goede lezer net te zien. Daar rust Den Hegarty, een herinnering aan een mooie periode van bouw en een vast en zeker grote berg lol en voldoening.

Over de Den van vandaag kunnen we overigens kort zijn; hij leeft gelukkig nog steeds maar is zijn wilde haren goeddeels kwijt. Als docent psychologie zal hij ook waarschijnlijk niet veel winst te halen hebben uit het zingen van maffe langvergeten liedjes. Maar in het dorpje Devon is Den nog steeds dé celebrity. En niet helemaal voor niks natuurlijk, want ooit schreef de pers zich suf over die maffe jongen uit Dubin en zijn band...

"...Hegarty assaulted the crowd maniacally, climbing through the first 10 rows doing unspeakable things to rather taken aback young ladies."

(Jeff James, Record Mirror 13/08/77)

Download "Bells in my Heart" van de DARTS

 
  ~ Met dank aan Bram Verhoof voor het ontcijferen van het opschrift van de zerk
 

Een grote, werkelijk fenomenaal mooi gedecoreerde, ronde zaal is wat op de claustrofobische gang volgde. Op de achtergrond waren uit de haast onzichtbare luidsprekers katachtige geluiden te horen. Zacht gejammer van immer krolse poezen en katers dat bij menigeen kippenvel bezorgd zal hebben. Aan de muren hingen, in haut-reliëf, bokachtige wezens met ieder een wapenschild in hun klauwen, met daarop schedels en bloedrode harten. In elke hoek van de zaal (zo rond was de zaal dus ook weer niet) was, op grote hoogte, een duiveltje te vinden (dat bij goed licht en in close-up meer weg heeft van een scheel aapje, maar dat even terzijde). De duiveltjes droegen ieder twee dunne kaarsen en wanneer het echt donker wordt in de ruimte lichten de ogen op. Helemaal in de nok van het gespaakte plafond was een grote ‘gorilla-arm’ die precies in het midden van de zaal uit het plafond steekt te zien. Een enorme robuuste kroonluchter met kaarsen en kettingen hing aan de wijsvinger van de monsterlijke arm. Van tijd tot tijd bungelde de kroonluchter vervaarlijk heen en weer, waarbij het steeds weer leek of het mega-armatuur ieder moment naar beneden kon komen denderen, bovenop de hoofden van de verschrikte bezoekers. En wie zegt, dat dat ook niet zo is? In het plafond bevonden zich de ‘Vlederiken’, duivelachtige wezens met vleugels, slagtanden en hoorns, recht uit het hellevuur, die om de zoveel tijd bij donderslag en bliksemflits zich een klein stukje lieten zakken. Dit alles speelde zich af achter het fijnmazige plafonddoek, dat in zo’n donkere zaal bij de juiste belichting de illusie van een mooi gestuct plafond perfect wist weer te geven (tegenwoordig is dit door het langzaam ‘uitlubberen’ van het doek een stuk minder realistisch).
 

Plafond Ronde Zaal -|- foto: Bram Elstak & Friso Geerlings © Het WWCW 2003

De prachtige ronde zaal (die overigens niet, zoals zo velen later zouden vermoeden, ín de kasteeltoren z’n plekje heeft, maar er vlak naast in het gebouw), sloot via een Romaanse boog aan op een nóg donkerder stukje hal. De route splitste zich hier op in twee wegen die ieder eindigden bij een zware, natuurstenen deur die samen de toegang vormen naar de hoofdshow. Op de deuren waren in subtiel strijklicht vreemde symbolen te zien die wel wat doen denken aan de symboliek van vrijmetselaars of de kabbala. Tijdens het onvermijdelijke wachten voor deze machtige doorgangen vonden bezoekers rechts achter zich de beroemde Oosterse Geest, die nu dan toch z’n definitieve plekje had gekregen in zijn rotsachtige torenspelonk. De Oosterse Geest was een fors figuur in kleermakerszit, met onder zijn klauwachtige handen een glazen bol. Het wezen had grote, ovale ogen en een prachtige gouden kroon. Op een soort sokkel staarde hij voor een rood fluwelen gordijn de duisternis in. Raadselachtige sitargeluiden weerklonken en de geest kwam tot leven; de ogen gingen spiedend op en neer, z’n scherpe tanden begonnen te malen. Vervolgens beschenen spots de hele nis, en verscheen er in de glazen bol van de geest een mooi oriëntaals meisje. Haar lieve gezichtje veranderde echter onder begeleiding van luide onweergeluiden in een vals lachende schedel, waarna een luid gelach door de hal en de ronde zaal schalde. Het licht in de nis doofde met de wegstervende lach uit, waarna slechts de schedel nog enkele seconden zichtbaar was in de bol, alvorens ook weer te verdwijnen in de duisternis: een prachtige toepassing van een dubbele Pepper's Ghost, waarbij reflecties vanaf twee verschillende bronnen op precies dezelfde plek naadloos in elkaar overgaan. De Oosterse Geest is een erg fraaie figuur die de gedeelde hand verraadt van drie grote Efteling-ontwerpers: Pieck, Van de Ven en Knoet. Zo hebben de ogen wel iets Pardoes-achtigs (een creatie van Henny Knoet) en hebben de vele krullen, uitsteeksels en het knobbelige gezicht zowel Pieckse als Van de Vense invloeden. Dát Henny Knoet ook meewerkte bij de bouw van het slot is zeker; foto’s bewijzen dat. Of hij misschien de Oosterse Geest modelleerde en zo zijn stempel een beetje wist te drukken op Ton’s ontwerp op een basis van Pieck, is ons helaas niet bekend.

Oosterse Geest -|- foto: Friso Geerlings © Het WWCW 2003En dan… om de tien minuten (wat ook stond aangegeven op een voor nachtblinde bezoekers onzichtbaar bordje boven de rechterwachtrij die schuin naar boven loopt) gingen de zware deuren open en was een lange, iets-naar-links-afbuigende bühne te zien met een drietal niveaus. Links hiervan waren grote rechthoekige ruiten te zien met daarachter een in zacht maanlicht badende kloostertuin. De deuren sloten zich met een sis en een klik, de verlichting in de publieksruimte dimde naar nul, en de voorstelling waar het allemaal om draaide in het slot kon beginnen voor het inmiddels natuurlijk helemaal in de stemming gebrachte publiek. Wat het publiek allemaal te zien kreeg is beschreven in de kadertekst “Hoofdshowbespreking”. De draad van het bezoek uit 1978 pakken we weer op bij de laatste klanken van de viool. Een applaus zal, zoals tegenwoordig ook nog wel eens voorzichtig gebeurt, zeker wel geklonken hebben. Ja, wellicht zelfs gedaverd, want het was natuurlijk allemaal niet niks. Met de Indische Waterlelies had het park haar bezoekers al weten te beroeren, maar het slot was natuurlijk nog wel een graad groter en veelomvattender. Na de show liep de bezoeker door naar de uitgang van de attractie die warempel gewoon vanzelf opende wanneer men dichtbij de deuren kwam (net als dat tegenwoordig ook bij de Indische Waterlelies het geval is). Een bocht van honderdtachtig graden zorgde ervoor dat men via een helling omgeven door muren met daarin een schietgat dat uitkeek op het bos achter het slot, aankwam op een groot plein, met daaraan in de hoge achtergevel een heerlijk klein etablissement, een terras waar het goed toeven en bijkomen is van de sinistere gebeurtenissen in het duistere kasteel met z’n vreemde bewoners, en de mogelijkheid om de weg te vervolgen naar de rest van het park. De aanlegsteigers van de Roei- en Kanovijver zagen er in ieder geval uitnodigend uit…

Een tocht door het slot als toen is vandaag de dag grotendeels nog op precies dezelfde manier te maken als in 1978. Een enkele kleine aanpassing in het slot zelf, en wat grotere in de omgeving, daargelaten natuurlijk. Meer daarover in het vervolg van deze tekst verderop deze pagina.

 

 

Sprookjes over Spookjes

 
Kent u de Vlederiken? Dat zijn de duivelse, gevleugelde wezens hoog de ronde zaal van het slot. Wist u ook dat deze figuren hun naam te danken hebben aan de sprookjes-LP “Spoken op de Efteling”, plaat negen uit de serie? Voor eenieder die het verhaal niet kent: het is hier terug te vinden op deze weblocatie van het Wonderlijke WC Web. Op dezelfde langspeler vinden we overigens nog twee andere verhalen over het Spookslot, waarvan er één een gebaseerd is op een oorspronkelijke sprookje van de gebroeders Grimm: “De jongen die op reis ging om het griezelen te leren”. Naast deze verhalen vinden we in het slot zelf natuurlijk ook nog het verhaal terug over Visculamia, dat een wat knullige maar sfeervolle verklaring geeft voor alles wat er in de kloostertuin is te zien. Wist u ook dat zowel de Efteling Fan Club als de officiële Efteling Club allebei ooit een sprookje hebben bedacht rond het jubilerende kasteel? Enfin, we sommen ze even voor u op:

“De Wens”
Auteur: Bas Swinkels
Uitgave: De Efteling Fan Club (1987)
 
Het verhaal is geschreven door de toen twaalfjarige Bas Swinkels. Het mag dan ook geen wonder heten dat het wat simpel geschreven is, met een vaak wat eentonig woordgebruik en een verhaallijn die totaal geen verrassingen of interessante plotwendingen kent. En eerlijk gezegd heeft dit verhaal ook niets te maken met het Spookslot. Op de voorkant treffen we weliswaar een foto aan van het slot (de standaardfoto die we in bijna elk fotoboekje tegenkomen), maar in het boekje zelf wordt het Spookslot alleen gebruikt als schuilplaats van de hoofdpersoon. Die hoofdpersoon is de Raaf, een tovenaar die uit de Zwarte Vogelmagiërs moet treden, een soort cirkel van tovenaars die eruit zien als vogels en uit alle delen van de wereld komen. De Raaf mag voor dat hij opstapt nog één wens doen: hij wil dat alle figuren uit het Sprookjesbos voor één nacht levend worden en een groot feest houden. Hiervoor moet hij eerst allerlei reizen maken om zo de juiste benodigdheden bij elkaar te krijgen, maar het lukt hem uiteindelijk. Een curiosum, dit boekwerkje, maar geen erg benijdenswaardig bezit.

“Het Geheim van de Spinnenvreter”
Auteur: M. M. Sloothaak
Uitgave: Efteling Club (1997)
 
In 1997 werd de Efteling Club opgericht. Leden van deze club, officieel en door de Efteling zelf opgericht, kregen echter in tegenstelling tot wat de naam en het officiële karakter zouden doen geloven, slechts weinig boeiende informatie en hebbedingetjes thuisgestuurd. Eenieder die de coupon had ingestuurd om zich hiermee aan te melden voor de club, ontving een paarse buidel met wat kleine frutsels en een mapje om boekjes met verhaaltjes in te bewaren. De eerste twee verhalen kreeg je al cadeau bij het ‘startset’, de rest zou om de zoveel tijd thuis worden bezorgd. De verhalen waren stuk voor stuk voor jonge kinderen geschreven en wellicht logisch maar toch jammer niet echt vaak origineel te noemen. Zo werden de verhalen van Vogel Rok, Repelsteeltje en de Chinese Nachtegaal gewoon in het formaat van een miniboekvorm gegoten. Maar er slopen soms ook speciaal voor de club geschreven sprookjes tussen, waarin we konden kennismaken met nieuwe figuren (Pardoes’ eeuwige nemesis Pantagor werd hier bijvoorbeeld geïntroduceerd) en met reeds bestaande Efteling-figuren die hierin een verhaal en naam kregen toebedeeld. Zo ook in het boekje “Het Geheim van de Spinnenvreter”, het boekje dat bij het tweede clubpakket zat. Het gaat over de spin Zintia die in het Sprookjesbos leeft en dol is op het pesten van kabouters. Wanneer bekend wordt dat er een Spinnenvreter in het Spookslot huist (die in het boekje met een Frans accent praat), gaat Zintia op zoek naar hem, om deze vervolgens eindeloos te treiteren door steeds voor de mond van de vreter te komen en op het moment van toehappen weer omhoog te klauteren. Zo zien we maar weer: zelfs bij de vreemdste taferelen is wel een verhaal te verzinnen. En Marij Sloothaak toont dat met dit boekwerkje maar weer eens extra duidelijk aan.
 

Fragment uit 'Pardoes de Tovernar en het Verboden Sprookje'

 

Fragment uit 'Pardoes de Tovernar en het Verboden Sprookje'

 
o Pardoes de Tovernar en het Verboden Sprookje

Buiten deze twee werkjes is het opmerkelijk om te zien dat Pardoes veel avonturen beleeft rond en in het Spookslot. Hij heeft er zelfs drie vrienden aan over gehouden (Spookje, een spook met viool en kaars die duidelijk is gebaseerd op het spook uit het originele embleem uit 1978, en verder Vladde en Vlerk, de twee vleermuizen die in het Spookslot zouden wonen en die ook duidelijk zijn gebaseerd op de twee vleermuizen van het bord bij de ingang) die op het toppunt stonden van hun carrière in het fenomenale boek “Pardoes en de Bosgriezel” (let op onze woorden! Wereldliteratuur in wording is dit!). Verder figureerde het Spookslot nog als een belangrijke locatie in het stripalbum “Pardoes en het Verboden Sprookje”, waarin Pantagor de Delphi Box begraaft op de binnenplaats van het kasteel. Leuk is hier wel de tekening van een nog intact gebouw, zoals het er dus eeuwen geleden uit zou kunnen hebben gezien.
 

 

         
           
 

© 2003 Het Wonderlijke WC Web | tekst: Ramon Heeren & Friso Geerlings | foto's: Bram Elstak & Friso Geerlings