Attracties - Het Spookslot: te Gast bij de Geesten

 
 
         
 

 
In september 1976 werd het startsein gegeven voor de bouw. De ruwbouw werd uitgevoerd door aannemer Merkx uit Drunen. Het uit handen geven van een belangrijk deel van de bouw van een échte Efteling-creatie was een kras op de ziel van de eigen Efteling-medewerkers, die immers voorheen te allen tijde zelf troffel en schietlood in de hand namen om de bouwsels in het park te laten verreizen. Die kras heelde echter al snel weer toen de medewerkers de enorme betonblokken onder ogen kregen waaruit de ruwbouw van het kasteel werd opgetrokken. De afwerking werd natuurlijk wel door de Efteling zelf gedaan. De muren zijn voornamelijk opgetrokken uit gasbeton, met een toplaag van wat extra brokkelige stenen en een bladderende kapotte pleisterlaag. Samen zorgen deze voor een ‘modern’ gebouw dat er uit ziet als een ware ruïne. Het kasteel in z’n volle, niet-geruïneerde staat is overigens te vinden in het eerste stripalbum van Pardoes, ‘Pardoes en het verboden Sprookje’.

Het bouwen van het slot heeft heel wat voeten in de Aarde gehad, zeker als we het plaatsen in de tijd waarin het plaatsvond: een tijd waarin een dergelijk groot project nog nooit binnen de Efteling gerealiseerd was; bergen informatie hierover zijn al elders op het internet te vinden en natuurlijk in allerlei Efteling-publicatiemateriaal, waaronder ook zeer recent nog in “Kroniek van een Sprookje”. Toch even een kleine greep uit al de wetenswaardigheden en gegevens van de bouw. Het meest opvallend zijn de relatief lange bouwtijd (anderhalf jaar) en de voor die tijd enorme kosten (3,5 miljoen gulden - 1,58 miljoen euro). In onze tijd zou alleen de bouwtijd nog indruk maken, want de Efteling begint tegenwoordig over het algemeen laat tot zeer laat met de realisatie van nieuwe projecten, om die dan vervolgens nét op het nippertje of juist nét te laat openen. Dat het ook bij het slot echter haasje-repje was in de weken richting de opening, zullen we verderop zien. Zonder inflatiecorrectie (en dat soort vergelijkingen zijn toch vaak het leukst) heeft het Spookslot overigens ongeveer even veel gekost als z’n griezelige Sprookjesbos-tegenhanger, het kasteeltje van de stiefmoeder van Sneeuwwitje. Opmerkelijk is ook dat de bouw gewoon het hele seizoen 1977 te zien moet zijn geweest voor de bezoekers, maar dat er maar weinig beeldmateriaal van te vinden is. We zijn zeer teleurgesteld in jullie, oudere Efteling-liefhebbers!
 

Doodsbruid -|- foto: Friso Geerlings © Het WWCW 2003

De hoge prijs van het slot was destijds overigens een Doorn in het oog van de directie, en Bart Jutte bepaalde dan ook op 31 augustus 1977 dat er op de werkzaamheden van de decorafdeling moest worden bezuinigd. De kosten mochten immers niet te ver uit de hand lopen, om het slot niet te doen veranderen in het spreekwoordelijke graf van de Efteling. Voor Ton van de Ven en zijn team was dit echter onacceptabel: ze maakten zich hard voor een slot dat niet van compromissen aan elkaar zou hangen, maar dat daadwerkelijk een echt paradeplaatje voor het park zou worden. Besparing zal zonder twijfel echter wel één van de redenen zijn geweest waarom er is gekozen om de hoofdshow voornamelijk uit piepschuim op te bouwen. Maar niet alleen geld speelde hierbij een rol, ook de tijd was een belangrijke factor, want er werd pas laat begonnen met de bouw van dit deel van de attractie, en piepschuim is nu eenmaal een erg makkelijk te bewerken materiaal.

Terwijl directie en uitvoerende teams tijdens het seizoen 1977 discussieerden over het financiële plaatje, was de eerste figuur al gereed en kreeg een eigen korte show in het park:
de Oosterse Geest mocht de hele dag door steeds zeven minuten lang zijn kunsten vertonen in het Victoriaans Theater in het Carrouselpaleis, en wist zo veel bezoekers al nieuwsgierig te maken naar de attractie verderop in het park, die op dat moment niet veel meer was een amorfe betonklomp gehuld in steigers.

 

 

Hoofdshowbespreking

 
De hoofdshow van het Spookslot is thematisch gezien opgetrokken als een kloostertuin, wat eigenlijk totaal geen verband houdt met het gebouw en de donkere hal van waaruit we als bezoekers de show hebben bereikt. Waarom is er ooit gekozen voor zo’n opzet? Misschien omdat de hoofdshow grotendeels is gebaseerd op ideeën en schetsen van Pieck, en omdat Ton dit concept klakkeloos heeft overgenomen, zonder echt na te denken over de rode draad van de attractie; de eenheid tussen kasteel en show? Juist doordat er geen verhaal achter de samenstelling van het gehele plaatje zit, en er ook echt geen logische verklaring te geven is voor de reden waarom je vanuit een oude 'Keltische' ruïne opeens zou belanden in een overwegend Gotische kloostertuin, zou dit ‘smetje’ op het slot eigenlijk zo goed mogelijk weggemoffeld moeten worden. Maar, met een dosis goede wil en een nog veel grotere dosis fantasie werd er toch, enige tijd na de opening, een verhaal bedacht om tenminste de verschillende elementen van de hoofdshow een beetje aan elkaar te praten. Het komt wat kunstmatig over, en voegt eigenlijk weinig toe aan een schouwspel dat het toch voornamelijk moet hebben van de rijke verzameling occulte verschijningen en spookachtige nissen en schaduwen, maar ach; als stemmingmaker voldoet het meer dan prima. Wel heel erg vreemd is overigens wel het feit dat het verhaal geheel voorbij gaat aan het concept ‘kloostertuin’. Over de monniken, een toch niet onbelangrijk element in de show, wordt met geen woord gerept, en Visculamia verbrandt opeens toch ‘in de oostelijke vleugel van het slot’, terwijl er van een slot toch eigenlijk geen sprake meer is in de hoofdshow. Laten we de hele hoofdshow onder de loep nemen, inclusief de verklaringen die het dus ongetwijfeld later bedachte verhaal geeft voor de bepaalde figuren en objecten.
 

Hoofdshow -|- foto: Friso Geerlings © Het WWCW 2003

1. Linkerkant
gebied: de kapel en de tuin voor de kapel
figuren: tuinman (klokluidende gehangene), uil, Esmeralda (dochter van de graaf)
objecten: altaar, preekstoel, klapperende deur, zingende bloemen, wiebelende grafstenen
beste te zien vanuit: raam 1 en 2

We kijken hier tegen de kapel van het klooster aan, die grotendeels is ingestort (zodat we er goed in kunnen kijken). Achterin, achter drie gotische spitsbooggewelven, bengelt de tuinman die Visculamia verklikte bijna de gehele show lang aan het klokkenkoord, vreemd genoeg alleen in het begin van de show vergezeld van twaalf klokslagen. Vooraan zien we de dochter van de graaf die middenin de show de deksel van haar grafkist haalt, waarop de tekst “PVELLA INNOCENTA” staat te lezen, wat zoveel betekent als “onschuldig meisje”. De jaartallen op de dekplaat van het graf gaven in het verleden al veel stof voor allerhande weetjes en wist-je-datjes onder Efteling-liefhebbers, aangezien het arme kind in het graf achteruit geleefd moet hebben…

2. Middenachter
gebied: de zolder, de monnikengang en de tuin voor de monnikengang
figuren: 3 rechters, 5 monniken
objecten: waterspuwers, schedels, bewegende grafstenen
beste te zien vanuit: raam 2 t/m 4

Boven zien we het dak van het klooster met een zolderraam annex dakkapel, waaruit drie monsterlijk uitziende figuren kijken. Volgens het verhaal zijn dit de drie rechters die weeklagen, en wie goed kijkt ziet inderdaad dat de engerds redelijk netjes gekleed zijn. Ze komen in actie in het begin van de show en blijven nog wat heen en weer wiebelen in hun spotlight tot ergens tegen het einde vhet verhaal van het Spookslotan het middenstuk van de Danse Macabre. In de prachtige kloostergang onder hen lopen vijf monniken van links naar rechts helemaal aan het begin van elke voorstelling. Ze verdwijnen achter een dichtslaande deur. Dezelfde route lopen de religieuze fantomen overigens ook weer terug wanneer de show is afgelopen en de bezoekers weer naar buiten gaan. Zowel de waterspuwers als de schedels (knekelhoop) op de grond bewegen wat voorzichtig, maar daardoor wel erg subtiel.

3. Middenvoor
gebied: de catacomben en het bordes
figuren: de graaf die zijn dochter achter na snelt ('de geestenmolen'), kikkers
objecten: zwevende viool, handen uit de grond, twee ademende graven, dansend sierhekje, zingende, wiegende bloemen
beste te zien vanuit: raam 2 t/m 4

De eigenlijke binnentuin van het klooster is grotendeels ingestort waardoor we in de daaronder gelegen catacomben kunnen kijken. We zien hier vier figuren die elkaar achterna rennen. Volgens het verhaal zijn dit de geesten van de dochter en de graaf die elkaar achterna snellen zonder elkander ooit te vinden, maar toch zijn zowel de twee mannen als de twee vrouwen verschillend van elkaar. Ook ziet de ‘dochter’ er meer uit als een ouderwetse tante. De spookachtige, halftransparante weergave van deze geesten is geen ‘hologram’, zoals veel bezoekers plachten te verklaren, maar een toepassing van het zogenaamde "Pepper's Ghost"-effect, dat ook te zien is in het Spookslot in de voorshow (bij de Spinnenvreter en de Oosterse Geest) en in de hoofdshow verder nog is toegepast voor het creëren van de spookillusie bij Visculamia en de zwevende viool.

Dit laagvliegende instrument bevindt zich naast de in immer in kringetjes dolende geesten. Het instrument wordt bespeeld door een op z’n hand na onzichtbare violist, die verder geen enkele rol speelt in het verhaal van Visculamia. Het is de enige nog overgebleven figuur van het orkest dat de Danse zou moeten spelen, maar het is dan ook wel de meest belangrijke, en het meest lugubere. Zowel de viool als de geestenmolen zijn tijdens bijna de gehele Danse Macabre zichtbaar. Alleen het slot van het muziekstuk wordt enkel en alleen door de dan eenzame viool gespeeld.

Op het bordes (waarvan de tribunes waarop de bezoekers plaatsnemen een voortzetting zijn) vóór deze catacomben, is een lange en lage balustrade te zien, zoals we die kennen uit chique paleistuinen in Franse stijl. Dansend op de maat van de muziek wiegt het heen en weer. Tussen het bordes en de kelders zijn wat (nogal plastieken) kikkers te aanschouwen bij twee uit de grond oprijzende handen (die in vroeger jaren ook heel mooi strekten en kromden) en twee graven die op en neer deinen.

4. Rechts van het midden
gebied: de beltoren en het pad
figuren: de boze kraai (duiveltje)
objecten: dansend sierhekje, zingende bloemen, afgebrokkelde pilaar
beste te zien vanuit: raam 3 t/m 5

Naast de catacomben ligt een wandelpad met enkele zingende bloemen en nog een dansend bouwwerkje in de vorm van een balustrade van decoratieve balusters. Beide komen ze voor in het verhaal. Het pad lijdt naar de toren van het klooster, waarin zich een grote houten poort bevindt met een daarboven een bel. De bel wordt geslagen door een duiveltje, de ‘Betoverde Kraai’ uit het verhaal. De kraai is bijna de gehele show zichtbaar, echter alleen tijdens de inleiding van de show wordt de bel ook daadwerkelijk door het creatuur geluid.

5. Rechterkant
gebied: de rechtervleugel met de brandstapel, de sarcofaag en de begraafplaats
figuren: Visculamia, de Vierde Burggraaf (herrijzende dode), uilen
objecten: waterspuwer, grafstenen, klapperende deur (brand en wind)
beste te zien vanuit: raam 5 en 6

Helemaal rechts in de kloostertuin tenslotte is een begraafplaatsje te zien met enkele dansende stenen. Visculamia wordt hier elke tien minuten ritueel verbrand op een pijnbank. De vlammen die aan de heks likken worden door middel van roterende projectieschijven op de muur geprojecteerd, en zelf verdwijnt de toverkol door middel van wederom een Pepper's Ghost terwijl de wind door de dorre takken waait (een eenvoudige tafelventilator doet het werk). Uit de oer-Gothische sarcofaag die zo uit Westminster Abbey lijkt te zijn gehaald, komt een skelet te voorschijn dat zich al in een verregaande staat van ontbinding bevindt. Terwijl de geest van de graaf zijn dochter nasnelt vinden zelfs zijn stoffelijke resten geen zielenrust… Overigens zou deze kist oorspronkelijk leeg blijven. Het is het werk van enkele voortvarende technici dat we nu toch kunnen genieten van dit rottende schouwspel.

 

Puella Innocenta -|- foto: Friso Geerlings © Het WWCW 2003
 

 

         
           
 

© 2003 Het Wonderlijke WC Web | tekst: Ramon Heeren & Friso Geerlings | foto's: Bram Elstak & Friso Geerlings