Kapitein Dubbelhoofd en Kapitein Trippelhoofd

 
 
 


Kapitein Dubbelhoofd
en
Kapitein Trippelhoofd

(Dubbelhoofd
3)


Pagina
5 van 12

ga direct naar:

1   2   3   4

5   6   7   8

9   10  11  12

 


(c) Het WWCW 200
4
Tekst: Jorn van de Wetering

 

 

 

Gravure -|- edits: Friso Geerlings © het WWCW 2004

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gravure -|- edits: Friso Geerlings © het WWCW 2004

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gravure -|- edits: Friso Geerlings © het WWCW 2004

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gravure -|- edits: Friso Geerlings © het WWCW 2004

at is er?’ vroeg Talvan den Chanbeur, die bij hem was komen staan.
‘Ik zou zweren… deze rotspartij zijn we op de heenweg helemaal niet tegengekomen.’
‘Misschien zijn we toen anders gevaren?’ vroeg Talvan.
‘Misschien…,’ zei Rolander, ‘maar volgens mij toch niet hoor. Mijn gevoel zegt dat er hier iets vreemds gaande is. Ik vertrouw het niet.’
Talvan keek ook aandachtig over de reling. Er stond een zacht briesje. Langzaam voer het Seylend Fregat om de rotspartij heen. Het water klotste rustig tegen de romp van het oude schip. En toen kwam er plotseling een verontrustende mededeling uit het kraaiennest.
‘Schip in zicht!’ riep Kenny Noeth. Matroos Gijs schrok op. ‘Nee wacht!’ Hij keek nog eens goed in de verte en riep toen: ‘Maak er maar twee schepen van! Twee schepen aan stuurboord!’
Geschrokken keken de bemanningsleden van Het Seylend Fregat over de reling. Wat ze zagen deed hun ogen echter geen goed.
‘Ik heb twee slechte mededelingen,’ riep Kenny Noeth, die door zijn verrekijker naar de schepen tuurde.’
‘Ojeetje!’ gilde Ton Panieck. ‘Wat is er dan?’
‘Bij donker en duister, Ton, rampzalige knar, luister! Het eerste slechte nieuws is dat het ene schip ‘De Hellendoorn’ van Kapitein Luttenberg is.’
‘Heeeeej, en het tweede?’ riep Matroos Gijs.
‘Het tweede slechte nieuws is dat het andere het galjoen De Zes Vlaggen van Kapitein Spijk is!’
Als door donderslag getroffen keken de opvarenden van Het Seylend Fregat naar de twee schepen die langzaam in hun richting kwamen gevaren.
‘Ze hebben ons hier op liggen wachten,’ riep Rolander van ’t Zijl. ‘Wat een smerige streek!’
‘Ojeetje,’ gilde Ton Panieck. ‘Wat nu?’
‘In het water halen ze ons meteen in,’ riep Talvan den Chanbeur. ‘Ze zijn veel sneller dan ons. We hebben een betere kans als we de lucht in gaan.’
‘Ze zijn al zo dichtbij!’ riep Ton Panieck, ‘Ojeetje!’
‘Het is onze enige hoop!’ riep Rolander van ’t Zijl. ‘Zet de Drive aan!’

at nu weer?’ brulde Kapitein Dubbelhoofd. ‘Is het niet voldoende dat jij je eigen broer in ketenen legt? Is dat niet al erg genoeg?’
De hoofden van Kapitein Trippelhoofd glimlachten.
‘Je bemanning… ze zijn recht voor… mijn schip. Ik geef… het teken… we vallen aan!’
‘Waarom val je dan niet aan?’ brulde Kapitein Dubbelhoofd. ‘Houd op mij te kwellen met iets wat je toch wel gaat doen en zorg dat het afloopt!’
‘Maar ik wil… het niet… dat het afloopt!’ zei Kapitein Trippelhoofd. ‘Zie je… ik heb al iets veel ergers gedaan… dan je doden. Ik heb… je pijn… gedaan. En ik wil… doorgaan… je pijn te doen.’ Op zijn gezichten waren nu de meest valaardige glimlachen aanwezig die Kapitein Dubbelhoofd er ooit op had gezien. ‘Nog heel even en dan kan ik niet alleen jou… de altijd oprechte Kapitein Dubbelhoofd van de Halve Maen…. maar ook zijn bemanning tot het uiterste tergen.’
Kapitein Dubbelhoofd had het gevoel dat hij dit keer echt ging ontploffen van woede. En het scheelde inderdaad niet veel.

ehoorlijk snel, maar niet zo snel als ze zouden willen kozen ze de ruime lucht. Hoewel de Drive een stuk soepeler en vloeiender werkte dan het hitteblazerssysteem van Mex Mellens, zouden ze op deze snelheid niet zo heel erg ver boven de twee schepen zijn wanneer deze langszij kwamen varen. Recht voor hen kwamen de twee schepen langzaam dichterbij. Aan bakboord stond kapitein Spijk van het galjoen de Zes Vlaggen hen al toe te lachen. Aan stuurboord leek kapitein Luttenberg van de Hellendoorn eveneens breedgrijnzend paraat te staan om hen te overmeesteren.
‘Dat is vreemd,’ riep Kenny Noeth. ‘Ze hebben hun kanonnen op hun dek staan.’
‘Als ze soms van plan zijn ons neer te halen, dan gaan ze er nog een zware dobber aan hebben,’ riep Mex Mellens triomfantelijk. ‘Dit systeem om te vliegen gebruikt geen ballonnen die ze kapot kunnen schieten. Ze krijgen ons niet zomaar naar beneden. Dit excentriekje zal een totale overrompeling voor hen betekenen.’
‘Ik weet het nog zo net niet,’ riep Rolander van ’t Zijl. ‘Ik heb hier nog steeds een raar gevoel over.
Terwijl de Halve Maen langzaam naar de wolken klom, kwamen de twee vijandige schepen onder hen te liggen. Toen het schip een tiental meters in de lucht hing lagen het galjoen De Zes Vlaggen en de Hellendoorn recht onder hen.
‘Richt de kanonnen,’ hoorden ze Kapitein Spijk roepen.
‘Wat zijn ze toch van plan?’ riep Talvan den Chanbeur. ‘Een kanonskogel kan met moeite zo hoog komen? En ons ermee neerhalen kunnen ze al helemaal niet.’
‘Blijf goed op de details letten,’ zei Kapitein Vendervan tegen Talvan, ‘Juist die details zijn elementair belangrijk in die veelheid om de mens niet te laten verdrinken in de beelden die hij ziet.’
‘Maak je gereed om te vuren,’ riep Kapitein Luttenberg beneden hen.
‘Iedereen bukken!’ riep Rolander van ’t Zijl. ‘Wie weet wat ze van plan zijn.’


e opvliegenden van Het Seylend Fregat zochten allen dekking.
‘VUUR!!!’ klonk het beneden hen, waarna onmiddellijk een serie schoten hoorbaar was. En toen gebeurde er even helemaal niets. Geen kanonskogels die de romp van het schip raakten. Geen geluid van versplinterend hout. Geen explosies. Niets van dat alles. Wel was er een zoevend geluid van iets dat dichterbij kwam.
‘Blijf liggen!’ riep Rolander van ’t Zijl.
Uit het niets kwamen een dertigtal enterhaken het dek op gevlogen. De haken boorden zich in het hout. Aan de haken zaten touwen, die onmiddellijk werden strakgetrokken.
Voordat iemand iets kon zeggen klonk er weer ‘VUUR!!!’ van beneden hen en weer boorden even later een dertigtal aan touwen bevestigde enterhaken zich in het dek.
‘Hak de touwen door of verwijder de haken!’ riep Talvan den Chanbeur, ‘Ze gaan ons enteren!’
‘Ojeetje, wat nu?’ riep Ton Panieck.
Maar voordat iemand op kon staan hoorden ze voor de derde maal ‘VUUR!!!’
‘Blijven liggen!’ riep Rolander van ’t Zijl.
Weer kwamen er haken op het dek en opnieuw werden de touwen strakgetrokken.
‘We dalen weer!’ riep Maerk ten Stoppel. ‘Ze enteren ons niet, ze trekken ons gewoon naar beneden!’
Voorzichtig keek Rolander van ’t Zijl over de reling. Maerk had gelijk, ze werden inderdaad naar beneden getrokken. Op het dek van de beneden liggende schepen was men bezig de touwen op te rollen, terwijl men bij de kanonnen een vierde salvo voorbereidde.
‘Hebben we geen wapens aan boord?’ riep Talvan den Chanbeur tegen Kapitein Vendervan. ‘Dan kunnen we terugvechten.’
‘Helemaal niets,’ zei deze. ‘Ik vond dat niet nodig. In een tijd van high tech waarin de zee geëxploreerd wordt verdwijnen bij mij de kanonnen, verdwijnt bij het bliep bliep en het tuut tuut, verdwijnen… torpedos en die maken dan plaats voor die technieken die in die ruimen kunnen zijn.’
‘We zijn verloren,’ zuchtte Kenny Noeth.
Met een zachte plons landde Het Seylend Fregat weer in het water.

Naar de vorige pagina   Naar de volgende pagina

 
 

Tekst: Jorn van de Wetering