Kapitein Dubbelhoofd en Kapitein Trippelhoofd

 
 
 


Kapitein Dubbelhoofd
en
Kapitein Trippelhoofd

(Dubbelhoofd
3)


Pagina
7 van 12

ga direct naar:

1   2   3   4

5   6   7   8

9   10  11  12

 


(c) Het WWCW 200
4
Tekst: Jorn van de Wetering

 

 

 

Gravure -|- edits: Friso Geerlings © het WWCW 2004

 

 

 

 

 

 

 

 

Gravure -|- edits: Friso Geerlings © het WWCW 2004

 

 

 

 

 

 

 

 

Gravure -|- edits: Friso Geerlings © het WWCW 2004

 

 

 

 

 

 

 

 

Gravure -|- edits: Friso Geerlings © het WWCW 2004

enny Noeth keek mistroostig naar buiten. Hij kon vanaf hier het achtersteven van Het Seylend Fregat zien. De enterhaken waren nog niet losgemaakt en het schip van Kapitein Vendervan dreef zo nog steeds tussen De Hellendoorn en het galjoen De Zes Vlaggen in. Op beide schepen was men in opperste feeststemming, omdat men er na een heksenjacht van vele jaren eindelijk in geslaagd was de bemanning van De Halve Maen eronder te krijgen. De schepen lagen nog steeds voor anker voor het rotseiland, dat had gediend als de perfecte dekmantel voor hun hinderlaag.
Op het dek werd het nu steeds rumoeriger. Er klonk een hoop geschreeuw en een hoop gestommel. Kenny ging wat verder rechtop zitten. Hij keek nog eens naar buiten. Er was niets opvallends te zien. De feeststemming leek echter om wat voor reden dan ook weg. Kenny hoorde iemand ‘Sneller!’ roepen, iemand anders ‘Breng de kanonnen in stelling’ en hij zag dat de enterhaken losgekapt werden. Er was iets aan de hand.
‘Is er iets aan de hand, Kenny?’ vroeg Rolander van ’t Zijl.
‘Ik geloof het wel, Rolander,’ zei Kenny, naar buiten kijkend.
‘Uh!’ riep Rolander van ’t Zijl.
‘Sorry,’ zei Kenny, ‘Sorry, “mijnheer” van ’t Zijl.’
‘Kun je wat zien?’ vroeg Ton Vendervan, die kennelijk ook wakker was geworden ‘Het is aan jou om de eerste beelden in het vizier te krijgen.’
‘Wat voor beelden bedoelt u?’ vroeg Kenny.
‘Meestal zijn dat heel primaire beelden,’ zei Kapitein Vendervan. Toen wees hij naar de opening waardoor Kenny Noeth keek. ‘Dat zijn geen mooie kijkopeningen, daar zie je beelden die in ieder geval datgene oproepen wat je met woorden probeert uit te drukken.’
Geconcentreerd keek Kenny door de opening: ‘Ik zie… ik zie… helemaal niets eigenlijk.’
Maar hoewel Kenny niets zag, wat horen deden ze in ieder geval allemaal. Eerst een donderend geluid, dat werd gevolgd door een fluitend geluid, dat steeds luider wordend in hun richting kwam. Ook hoorden ze vanaf het dek ‘ZOEK DEKKING.’ De fluitende toon op zijn beurt werd naast steeds harder ook steeds lager. Maar erg lang bleef dit niet doorgaan. Een harde klap, onmiddellijk gevolgd door een oorverdovende explosie, maakte er abrupt een eind aan.
‘Bij Amphitrite,’ riep Rolander van ’t Zijl, ‘We worden beschoten!’
En beschoten werden ze. Al snel hoorden ze het donderende geluid, gevolgd door de luider en lager wordende fluitende toon en de daarmee gepaard gaande explosie opnieuw. En opnieuw. En weer opnieuw. En terwijl er steeds meer schoten klonken, klonken ze ook steeds sneller na elkaar.


lle donders,’ riep Kenny Noeth, ‘We krijgen er flink van langs!’
‘Ik ken dat getier,’ riep Matroos Gijs, ‘De piraten van de Caribbean zijn hier!’
‘Het interesseert me geen zier,’ zei Maerk ten Stoppel.
‘Maar waarom schieten ze niet terug?’ vroeg Kenny Noeth.
‘De kanonnen zijn uit positie , weet je nog?’ zei Rolander van ’t Zijl. ‘Van toen ze ons naar beneden hebben geschoten.’
Op het dek klonk het geluid van kanonnen die haastig werden verplaatst. Het kanonvuur dat van de Caribbean kwam werd nog steeds luider, als ook het gezang van haar woeste en beruchte piraten.
‘We plunder and pillage and even hijack, drink up me ‘arties Yo-Ho!’
‘Aan hun opgewekte gezang te horen zijn de Zes Vlaggen en de Hellendoorn geen beste strijd aan het leveren,’ zei Maerk ten Stoppel.
En weer was daar dat hoge fluitende geluid. Deze keer kwam het echter wel heel erg hun richting uit. Een oorverdovende ‘BOEM’ leerde hen dat deze observatie juist was. Een van de kanonskogels had een gat geslagen in de romp van het galjoen De Zes Vlaggen, waardoor de van het Seylend Fregat afkomstige gevangenen naar buiten konden kijken.
‘Duizend bommen en granaten,’ zei Rolander van ’t Zijl, ‘Dat is een flinke bres in het schip.’
Na een nog kort durend bombardement deden de kanonnen van het engelse schip er ineens het zwijgen toe.
‘Surrender yerselves and prepare ter be boarded,’ hoorden ze een schorre stem roepen. Het was de stem van Kapitein Rensie van de Caribbean, die Kapitein Yensid na een onfortuinlijk incident op De Halve Maen had opgevolgd. Een incident dat zogezegd diep was ‘verankerd’ in het dek van het schip.
Even was het stil aan boord van de drie schepen. Toen hoorden ze Kapitein Luttenberg ‘Wie serrender’ roepen.
‘Ze geven zich over!’ riep Mex Mellens.
‘Dat vind ik op zich weer een fenomeen, waar ik erg dankbaar voor ben, uiteraard,’ zei Kapitein Vendervan opgelucht.

et duurde niet lang voordat de enterhaken van de Caribbean werden uitgeschoten. Het was ongehoord dat enig piratenschip drie schepen tegelijk enterde, maar de benarde situatie waarin het galjoen ‘De Zes Vlaggen,’ de ‘Hellendoorn’ en het ‘Seylend Fregat’ zich bevonden, het met enterhaken aan elkaar bevestigd zijn, geen kanonnen in positie hebbend om zichzelf te verdedigen, liet de Kapiteins Spijk en Luttenberg geen andere keuze. Zij moesten nu op hun beurt hun eigen schepen en het gekaapte schip opgeven.
Terwijl de piraten het dek bestormden klonk er het geluid van enig handgemeen, maar al snel hoorden ze een smekende Kapitein Spijk ‘Stop, werk alsjeblieft mee, dan gebeurt er met niemand wat’ roepen.
‘Search the lower decks,’ riep Kapitein Rensei.
En dat verklaart waarom het niet lang duurde voordat een woest uitziende piraat, met een zwaard in zijn handen en een mes tussen zijn tanden gekliefd vanaf de trap naar beneden kwam lopen.
Toen hij de geknevelde bemanning zag draaide hij zich om naar boven en riep ‘Come ‘ere, will ya?’
Al snel kwam een tweede piraat naar beneden, met een klein sikje en een grote hoed op.
‘Who be you?’ vroeg hij aan de geknevelde gevangenen. En toen tegen zijn medepiraat: ‘Untie ’em ’an bring ’em upstairs to Cap’n Rensie.’
Terwijl de eerste piraat iedereen losmaakte pakte de tweede een fraai bewerkt pistool tevoorschijn en hield dat op hen gericht. Onderwijl toverde hij uit zijn lange jas een fles rum, trok met zijn tanden de kurk eraf, spuwde die weg en nam er een flinke teug uit.
Toen iedereen losgemaakt was zwaaide Boothsby met zijn pistool in de richting van de trap.
‘Move,’ zei hij, ‘Move ter the upper deck.’
‘Volgens mij kunnen we maar beter doen wat hij zegt en naar boven gaan,’ zei Rolander van ‘t Zijl.

Naar de vorige pagina   Naar de volgende pagina

 
 

Tekst: Jorn van de Wetering