Espionage
Het Fata Medina Complot

 

 
Pagina 7 van 19

ga direct naar:
 

1     2     3    4     5

6     7    8    9    10

11  12   13  14  15

16  17   18  19

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

ames rolde het tapijt uit en sprong erop. Hij trok het aan de twee hoeken voor hem naar achteren en onmiddellijk steeg het enkele meters de lucht in. Beneden hem zag hij de drie mannen hem nakijken. James zag dat een van hen de marktkoopman vastpakte.
‘Stelletje imitatiegangsters’, zei hij tegen zichzelf. Hij greep de twee hoeken stevig vast en zette zich schrap voor een duikvlucht. Terwijl hij razendsnel over de markt vloog zag hij in de hoek een steegje.
‘Wellicht niet onverstandig als ik daarheen steeg’, zei hij tegen zichzelf.
Toen hij omkeek zag hij dat de drie mannen elk een tapijt hadden bemachtigd en in zijn richting vlogen. James trok de hoeken van het tapijt nog maar wat harder aan en vloog razendsnel in de richting van het nauwe steegje.
De drie kwamen echter snel dichterbij. Met nog een ruk aan de rechterhoek vloog James de straat in. Van alle straten in Fata Medina had hij juist weer de smalste uitgekozen. De gebouwen hingen er praktisch tegen elkaar aan en er was een ware hindernisbaan van waslijnen en rieten overkappingen die zijn weg barricadeerden. Terwijl hij zijn best deed om niets te raken zag hij achter zich dat de mannen weliswaar met moeite alles ontweken, maar nog steeds sneller dan hij waren.
 
Toen James een zijweg zag vloog hij die onmiddellijk in. Hij draaide zijn tapijt, stopte het tegen de linkermuur en nam zijn zonnewijzer met uitschietende pijl uit zijn binnenzak. Hij schoot het pijltje in de muur aan de overkant van de weg en spande de Sheherezijdedraad. De zonnewijzer bond hij vast aan een houten balk op de muur naast hem. Zo kon de draad als ‘struikeldraad’ fungeren. James trok de twee hoeken van het tapijt weer bij elkaar en vervolgde zijn vlucht. Achter zich zag hij de drie de hoek om komen. Twee van hen vlogen veel te laag. De derde echter vloog recht tegen de draad aan, die enigszins meeboog, zich leek te beseffen dat dit veel te strak was en de man met tapijt en al terug naar achteren katapulteerde.
James zag dat de twee anderen iets tegen elkaar zeiden. Een van hen maakte een duikvlucht naar beneden. Zijn tapijt was duidelijk een stuk sneller dan dat van James zelf. De andere, de man met de baard, bleef een stuk achter James vliegen. James zag dat de ene razendsnel onder hem door ging en een eindje voor hem weer omhoog kwam. De vele versperringen in het steegje belemmerden zijn zicht. Even later dook de man een eindje voor hem ineens weer op. Achter James zat nog steeds de man met de baard. Toen hij omkeek lachte de man hard. James nam het doosje met slaappoeder uit zijn zak en opende het. Hij moest zijn hand ervoor houden om te voorkomen dat het in zijn eigen richting waaide. De man voor hem was gestopt en leek al klaar om hem te ontvangen. James rukte hard met zijn linkerhand aan het tapijt. Het tapijt vloog steil omhoog. Terwijl hij rakelings over de man scheerde, die verwoede pogingen deed om zijn tapijt vast te pakken, blies hij zo hard hij kon in zijn doosje met slaappoeder. Vrijwel onmiddellijk viel de man buiten bewustzijn in de diepten van de straat beneden hem.

De man met de baard zat nu nog als enige achter James aan. James nam de paarse tulband van zijn hoofd. ‘Ik zal voorzichtig zijn, Quauar’, zei hij.
Hij ontrolde de tulband en legde hem klaar op het tapijt. Weer ging hij een hoek om. De straat werd nog wat nauwer, maar James zag aan het einde ervan het plein met de markt weer naderen. Hij trok de hoeken van zijn tapijt nog wat strakker aan. Het tapijt begon te trillen. James scheerde rakelings langs een aantal waslijnen af en bereikte het einde van het steegje. De man met de baard was wat verder achter hem geraakt. Het was hier niet zo druk en James zag een open plek waar hij kon landen. Hij duwde het tapijt met al zijn kracht naar beneden en landde in de schoot van moeder aarde. Hij sprong er vanaf en pakte zijn tulband. De man met de baard naderde in de verte en maakte zich eveneens klaar om te landen. James slingerde de tulband boven zijn hoofd en toen de man met de baard vlakbij was liet hij hem los. De tulband vloog naar de man die nog probeerde zijn tapijt om probeerde te draaien. Maar de tulband was sneller dan zijn tapijt en wikkelde zich om hem heen. De man kon zijn tapijt niet meer in bedwang houden en viel er vanaf. Met een harde smak viel hij vlak voor James op de grond. Het tapijt vloog door en verdween in de verte.
Terwijl de menigte zich om hen verzamelde liep James naar hem toe en pakte hem beet.
‘Vertel, wie heeft jou gestuurd!’.
‘Nooit… ik neem het liever AUW… mee in mijn graf!’, kreunde de man.
‘Ben je van de Orde van de Rode Tulband?’, vroeg James.
‘Ik ken geen Orde… van een Rode… Tulband’, zei de man. ‘Maar de Orde… zal je wel te pakken… krijgen voor… aaaaargh…’.
‘Altijd hetzelfde met die handlangers. Als het interessant wordt bezwijken ze’, zei James tegen de omstanders. Een aantal van hen knikte instemmend.
Hij ontrolde de tulband, maar die was tijdens het vallen van de man in twee stukken gescheurd. ‘Sorry, Quauar’, zei James tegen zichzelf.

Met het tapijt opgerold onder zijn arm kwam James terug bij de kraam van Kerim Bey.
‘En?’, vroeg de marktkoopman, ‘Was alles naar wens?’.
‘Het tapijt is prima,’ zei James, ‘Alleen bevalt de kleur me helaas niet zo’.
‘Een andere kleur dan?’, opperde de marktkoopman.
‘Nee bedankt,’ antwoordde James met een flauwe glimlach, ‘Ik ga in het vervolg denk ik maar weer te voet’.

‘Ben je dan echt helemaal níets te weten gekomen bij de Pasja, 007?’, vroeg Miraculus.
James nam een zitkussen en schoof aan bij het bureau van de tovenaar. ‘Het is allemaal nogal verwarrend, mijnheer’.
‘Wat bedoel je daarmee?’, vroeg Miraculus, ‘Hoe kan iets nu verwarrend zijn voor iemand met jouw intellect? Iemand die altijd alles beter weet dan zelfs ik?’.
‘Mijn vermoeden is dat het iemand van binnenuit is geweest,’ging James verder. ‘In het paleis ben ik echter niet bijzonder veel wijzer geworden. Iedereen was behulpzaam, maar niemand kon me verder helpen.’
‘Nog speciale dingen die je opvielen?’, vroeg Miraculus.
‘Nou, ze had wel een mooi lijntje en ze zag er goed uit’, zei James, ‘Maar volgens mij was niet al te schrander.’
‘Ach, 007’, zei Miraculus geërgerd, ‘hou die seksistische praat toch alsjeblieft eens een keer voor je. De zaak, ik had het over de zaak.’
‘Ik weet dat het wat voorbarig klinkt’, ging James verder, ‘Maar ik heb Kamal Khan hoog op mijn verdachtenlijstje staan. Hij leek er niet echt op gebrand te zijn mij te helpen en ik had het idee dat hij dingen voor me achterhield.’
‘Ben je soms helemaal gek geworden?’, vroeg Miraculus ontzet, ‘Kamal Khan heeft een smetteloze reputatie. De Pasja vertrouwt hem meer dan hij zichzelf vertrouwt. Je zal met iets beters moeten komen, 007.’
‘U vroeg mij om een mening’, zei James, ‘En ik gaf er een. Heeft u nog nieuws?’
‘Zeer zeker’, zei Miraculus, ‘Vanochtend werd op de markt het lichaam van tandentrekker Gholad Fingrem gevonden. Vermoedelijk is hij gisteravond gedood.’
‘En wat heeft dat met mij te maken?’, vroeg James.
‘Als jij me nou eens niet zou onderbreken’, zuchtte Miraculus, ‘Dan zou ik mijn verhaal voor een keer eens kunnen afmaken. Gholad Fingrem is gestorven aan een schorpioenensteek in zijn nek.’

Terug naar de vorige pagina    Verder naar de volgende pagina

 

 

tekst: Jorn van de Wetering © het WWCW 2003