Attracties - Carnaval Festival - Volg Jokie door deze Wereld Vol Prrret!
 
 
Pagina 1 Pagina 2 Pagina 3 Pagina 4 Pagina 5 Pagina 6
        Jokie-aanwijzer -|- Graphic: Bram Elstak © het WWCW 2006  
 

Weinig Efteling-attracties hebben echt een “gastheer” of “gastvrouw” in de vorm van een terugkerend of centraal karakter. Vooruit: de tovenaar van Fata Morgana kunnen we wel ongeveer die rol toedichten, maar daar hebben we het dan, buiten de attractie waar we deze rubriek aan wijden natuurlijk, ook meteen wel mee gehad. In andere toonaangevende themaparken zien we de “gastheerformule” veel meer, in allerlei soorten attracties. Wat is immers Star Tours zonder de klunzige droid Rex, de Enchanted Tiki Room zonder de vogels José, Michael, Pierre en de rest, Journey into Imagination zonder Figment, The Temple of the Forbidden Eye zonder Indianna Jones of, om meteen maar op de emotie in te spelen, Le Visionarium zonder Timekeepèr? Als een teken aan de wand van het in wezen on-Eftelingse karakter van het Festival, en misschien zelfs wel als bewijs van de grenzenloze bewondering die Geesink voor Disney gehad lijkt te hebben, wijkt het Carnaval Festival ook hier weer af van de Kaatsheuvelse normen. Deze attractie heeft namelijk al vanaf haar openingsjaar een gastheer gehad; sinds 2005 heeft de publiekstrekker er zelfs twee: Jokie de Prrretneus, en Loeki de Leeuw. Laten we ze allebei eens wat nader beschouwen.

Loeki-snowglobes in Het Valies -|- Foto: Friso Geerlings, © het WWCW 2006
o Als gastheer van de attractie nam Loeki de rol van Jokie, in elk geval op het gebied van merchandise, compleet over. Op vrijwel alle nieuwe souvenirs van het Festival is hij tegenwoordig te vinden.


Jokie de Prrretneus is de zogenaamde ‘feestenmeester’ van het Carnaval Festival. Hij is te bewonderen in een groot deel van de scènes, als steeds terugkerend figuurtje. Bijna als metafoor voor de verkleedpartijen die het carnaval in zo veel landen kenmerken, heeft de nar her en der verschillende kleuren. Jokie is buiten de rit zelf ook te vinden in het Valies en boven de ingang van de attractie. Tegenwoordig is hij eigenlijk niet zo veel meer dan “gewoon” een veel voorkomend figuurtje in de attractie. Veel onoplettende bezoekers zullen Jokie wellicht niet eens herkennen tussen al die andere poppen. Vroeger was deze Geesinkcreatie stukken belangrijker; Jokie was in de jaren tachtig op tal van merchandiseproducten afgebeeld, liep samen met een Chinees en Italiaans maatje als ‘character’ door het park, schitterde in TV-reclames en werd in die tijd gezien als officieuze mascotte van heel de Efteling. ‘Officieel’ is Jokie dit nooit écht geweest (zo heeft de nar nooit onderdeel uitgemaakt van het parklogo), maar afgezien daarvan, was uit alles duidelijk dat Jokie destijds méér, ja zelfs veel meer was dan een eenvoudig attractiefiguurtje.

Toen het natuur- en sprookjespark de Efteling ― ook al in die roemruchte jaren tachtig ― transformeerde in een toonaangevend attractiepark (onder meer door de komst van het Spookslot en de Python) ontstond de behoefte aan een huisstijl die beter aansloot op het Festival Characters op het plein in Noord in 1985 -|- Scan (uit foldermateriaal): Friso Geerlings, © het WWCW 2006nieuwe imago van het park. Louter sprookjesfiguren en het wapenschild van Anton Pieck dekten de lading allang niet meer en ook het klassieke logo met haar prachtige krulletters was voor het park, marketingtechnisch gezien, niet langer een passend beeldmerk. Zo begon de Efteling te experimenteren met logo’s, leuzen, mascottes en stijlen. Geen tijdperk uit de parkgeschiedenis kent dan ook zo veel variatie in vormgeving van promotiemateriaal, dan de eerste helft van dit decennium.

Jokie de Prrretneus, gastheer van de nieuwste Efteling-attractie, bleek goed te voldoen aan het beeld dat de Efteling ― let wel ― op dát moment voor ogen had. Het figuurtje had sprekende kleuren, simpele vormen en zou het uitstekend doen als kindvriendelijk icoon. Heel anders dan de lastige duistere creaties die Ton van de Ven in die tijd tekende. En zo werd de vrolijke nar een bekend gezicht in de Efteling; hij prijkte niet alleen op talloze souvenirs, zoals knuffels, poppetjes, vaantjes, pennen en potloden maar werd zelfs even, zoals we hierboven al schreven, ingezet als rondwandelend (en helaas oerlelijk) karakter. Een aantal jaren beheerste de stijl van Carnaval Festival het drukwerk van het park. Toch heeft deze fase niet erg lang geduurd. Al bij de opening van Fata Morgana, twee jaar na het Festival, blijkt dat men binnen de parkburelen twijfelt of de frisse, strakke stijl wel bij de Efteling past. Het is ook beslist niet ondenkbaar dat Ton van de Ven, sowieso al geen voorstander van de komst van de Geesinkrit, zijn invloed aanwendde om het tij rond Jokie te keren. Hoe het ook gebeurde: net zo snel als hij verscheen, verdwijnt Jokie weer uit het parkbeeld. Achter gesloten deuren wordt dan echter door ontwerper Henny Knoet al druk gewerkt aan een definitieve Efteling-mascotte; een figuurtje waarin hij alle verschillende stijlen binnen het park poogt te combineren en die elke doelgroep moet gaan aanspreken. Het is tevens een figuur die op meerdere manieren schatplichtig is aan Jokie. Het resultaat van Knoets ‘ontwerpkuur’ zal u, waarde lezer, bekend zijn.

Festival Characters bij een evenement in het park -|- Scan (uit Eftelingnieuws): Friso Geerlings
o Midden in de jaren tachtig worden Jokie en andere Geesink-karakters regelmatig ingezet in het park.

Vanaf 1989 neemt ‘Pardoes de Tovernar’ de functie van gastheer en parkmascotte op zich. Net als Jokie is Pardoes een nar, vooral rood en geel, heeft hij een kap op, en is hij bedolven onder de belletjes. In tegenstelling tot Jokie heeft Pardoes echter een achtergrond; een wazig verhaal vol Hartenhoven, pratende paddenstoelen en obscure rijmelarij, dat wel, maar niettemin toch een eigen verhaal. Er zijn meer verschillen: de kinderlijke Symbolicaan heeft, zowel in gezicht als lichaam, haast menselijke vormen, een eigenschap die met de jaren nog is toegenomen. Middels zijn duidelijk van beroemde Disney-karakters als Mickey Mouse afgeleide gezicht krijgt Pardoes karakter en emotie, iets dat bij de veel abstractere Jokie volkomen ontbrak. Pardoes bracht ook een nieuw parklogo én een geheel vernieuwde huisstijl vol kleurige twinkels, toverstof en perkament. De korte carrière van Jokie als Efteling-mascotte is hiermee compleet ten einde.

Jokie als stripfiguurtje -|- Scan (uit Eftelingnieuws): Friso Geerlings
o Enige tijd deed Jokie als een soort stripfiguurtje dienst in Efteling-publicaties zoals het toffe nieuwsblad voor abonnementhouders: "Eftelingnieuws".

  In de attractie
Zoals gezegd: (vrijwel) iedere scène heeft, ook na de komst van Pardoes als parkmascotte en Loeki als co-bewoner van de attractie, nog steeds z’n eigen Jokie. In Nederland treffen we hem zelfs twee keer aan: bij Harmonie de Kwakers mag hij het bord met de naam van het gezelschap vasthouden (een paarse Jokie met een verbaasde uitdrukking), en bij het boerderijtafereel verderop staat hij in z’n rode pak (Jokies meest bekende outfit) wat te zwaaien met zijn handjes. Ooit had Nederland zelfs nóg een Jokie: net na de klompendans ― wanneer de karretjes zich gaan draaien ― konden we in de beginjaren een zilverkleurige Jokie bewonderen.

In de Belgische en Franse secties is geen Jokiepop te ontdekken; de nar is hier slechts te zien op de foto uit het fototoestel van de vreemdbemutste fotograaf. Maar er was er ooit wél één: de dame van Jokie de Prrretneus -|- Foto: Bram Elstak, © het WWCW 2006lichte zeden die we ook nu nog in de Franse scène treffen, stond in de eerste jaren rechts van de lantaarnpaal met naast haar een Jokie die ― aan zijn uit de mond hangende tong te zien ― er zo zijn eigen gedachten op na hield. Deze gouden Jokie was vermoedelijk toch net iets té ‘grappig’ voor een attractie die zich richt op het vermaken van onbedorven kindertjes; het is dan ook niet erg verrassend dat de nar hier al snel verdween.

In Engeland zien we een standaard rode Jokie bij de ronde toren, en in Duitsland een blauwe die het volksfeest gadeslaat vanaf de rand van het podium. In Zwitserland smult de prrretneus van een flink stuk kaas en in Italië staat hij opvallend naast de ballonnenverkoper. Beide landen doen het met een gewone, rode Jokie.

In Azië was Jokie vroeger, in een fraaie groene uitvoering, te ontdekken bij de maskers in het Japanse theatertje. De update naar Zentuin voor Samoerai-Loeki en Guusje stuurde deze Jokie richting requisietenmagazijn. Wat verderop, in het koude Alaska, zien we hem nog wel, vrolijk tappend met z’n voetje bij de ijscokar. De laatste Jokie van de rit vinden we in Hawaï, waar hij een bord omhoog houdt met daarop de aankondiging van de actiefoto.

Buiten de rit zelf zijn ook nog wat Jokies te vinden. Vroeger hing er een grote Jokie in de instaphal, op de plek waar we nu de luchtballon van Loeki vinden. Een groot deel van de verdwenen narren uit de attractie zijn terecht gekomen in het Valies, in de etalage en op de bovenste planken van de winkel. Ook op de glazen windschermen van het terras van de Ballonvaarder zijn tot op de dag van vandaag Jokies te vinden, in de vorm van een subtiel silhouet.


Hoe prominent zichtbaar Jokie dan ook op merchandise en drukwerk van midden tachtig geweest mag zijn, dit wil niet zeggen dat de nar ook even duidelijk en aanwezig als gastheer van het Carnaval Festival functioneert. Efteling-liefhebbers kennen hem zo natuurlijk wél. Hij werd immers zonder voorbehoud in die rol voorgesteld in een aantal van de fotosouvenirboekjes die vanaf 1984 verschenen. Maar wat denkt de “gewone bezoeker” erover? Herkent Truus uit Delft de kleurige nar ook als rode draad tijdens de rit? Veel minder, waarschijnlijk. Daarvoor is Jokie te onopvallend. Met zijn rode neus valt hij bijna overal weg tegen de rest van de scènes, die immers vol zijn gepakt met roodgeneusde figuren. En tsja, Jokie is ook wat aan de kleine kant.

Loeki de Leeuw als mascotte in Huis ten Bosch, Nagasaki -|- Foto: Friso Geerlings, © het WWCW 2006
o Het CV van Loeki bevatte voor zijn komst naar de Efteling al de nodige pretparkervaring. Hier zien we Loeki als mascotte van Huis ten Bosch in Japan.

Het succes van de cartoonske Sprookjesbos-souvenirlijn, ook ontwikkeld door Geesink Studio’s, deed het park wellicht besluiten om naast, of deels zelfs ter vervanging van Jokie, op zoek te gaan naar een ander merchandisable character voor het Reizenrijk. Met het motto “never change a winning team” in het achterhoofd liep dit natuurlijk ook weer via Geesink, die hun zojuist door de STER met pensioen gestuurde leeuw in de aanbieding hadden. Een figuur van formaat; herkenbaar; geliefd bij jong en oud; stoer voor de jongens, lief voor de meisjes. Kortom: Loeki was meer dan welkom. En Loeki had nog een voordeel: rond zijn figuur bestond al een complete merchandiselijn in Japan, in het naar Holland gethematiseerde park Huis ten Bosch nabij Nagasaki; er was inspiratie genoeg voorhanden dus voor nieuwe Loeki-gerelateerde Efteling-spulletjes.

Binnen de attractie valt Loeki behoorlijk op. De Loeki-poppen zijn behoorlijk groot, vaak prominent geplaatst en net even anders uitgevoerd dan de rest van de Festivalbewoners: Loeki heeft vloeiendere, meer organische vormen, geen rode neus, en is gemaakt van een iets ander materiaal met een glad oppervlak. Doordat Loeki in tegenstelling tot Jokie dus wel de aandacht van het publiek trekt, zullen velen hem ook veel meer als “de” gastheer van de rit (gaan) zien. Het is de keerzijde van de medaille: waar Loeki het succes van het Festival als geheel wellicht vergroot, is hij tegelijk toch een beetje de ondergang van Jokie. De nar is er nog wel, maar slechts een selecte groep bezoekers geeft hem heden ten dage nog de aandacht die hij ooit kreeg. De parkdirectie lijkt de Geesinknar inmiddels helemaal vergeten te zijn, en denkt nog slechts aan de antropomorfe Knoetnar.

 
Banieren bij het binnenrijden van Japan -|- Foto: Friso Geerlings, © het WWCW 2006

Vertelden wij van het WWCW je al...
...dat de wagentjes van het Carnaval Festival in de eerste jaren aan de binnenkant beplakt waren met confettistippen? Deze ronde, gekleurde stickertjes lieten al snel los en zijn daarom maar achterwege gelaten. De wagentjes zijn zonder de plakplaatjes ook veel gemakkelijker schoon te houden.


 


Veel van de in de Efteling gebruikte muziek is herkenbaar onder een breed publiek. De melodieën hebben zich weten te nestelen in het collectieve muzikale geheugen van het land. Sommige deuntjes zijn zelfs zó vanzelfsprekend bij de Efteling gaan horen dat men deze puur met het park in Kaatsheuvel is gaan associëren, zelfs als de muziek al legendarisch was vóórdat deze in het park gebruikt werd. Bert Kaempfert’s Afrikaan Beat en Camille Saint-Saëns’ Dance Macabre zijn voorbeelden in deze categorie. Ze horen vaak tot de oudere parkmuziek, en stammen uit een tijd waarin het park nog niet zo groots dacht dat het composities op maat liet maken. Er viel ook simpelweg minder te componeren, want zeg nu zelf: welk sprookje van de eerste jaren behoeft nu een compositie van de omvang zoals Fata Morgana die heeft? Een speeldoos, een stukje kamermuziek: ze voldeden prima.

Violist in Duitsland -|- Foto: Bram Elstak, © het WWCW 2006Het Carnaval Festival is het keerpunt in de muziekgeschiedenis van het park. Voor het eerst neemt men geen genoegen meer met bestaande klanken, maar laat men werkelijk iets op maat maken. Een stap verder in de richting van uniciteit; een begrip dat later, als onderdeel van de “totaalbeleving”, een grote rol zal spelen in het imago dat het park zich voorhoudt. Het is voor de doorgewinterde Pieck-purist wellicht moeilijk te begrijpen hoe de muziek voor deze attractie, die allerminst gekenmerkt wordt door sprookjesachtige klanken of romantische sferen, het tóch heeft weten te schoppen tot meest bekende Efteling-melodie. Is het de indruk die de melodie achterlaat bij de kleintjes, om zo nooit meer uit het brein te verdwijnen? Is het de vrolijke eenvoud die ouderen doet denken aan tijden van feest en pret? Waarschijnlijk beide. Per slot van rekening is de muziek van Carnaval Festival voor de gemiddelde bezoeker (veelal behept met ongeoefend oor) heel wat makkelijker mee te neuriën dan het complexe Haventhema van Fata Morgana of de haast etherische pianotonen van de Elfentuin in Droomvlucht. En laten we niet vergeten dat de bezoeker tijdens een rit door het feestgedruis van het Carnaval meer dan zes minuten het zelfde thema hoort; ruim lang genoeg voor de simpele melodie om zich rotsvast in het hoofd te nestelen.

Tegenwoordig is het bijna ondenkbaar dat voor een gethematiseerde attractie geen speciale muziek wordt gecomponeerd. Zelfs lanen en pleinen worden vandaag de dag voorzien van sfeerbepalende muziek en achtergrondgeluiden, in sommige gevallen draagt de muziek hier zelfs sterker bij aan de sfeer dan datgene wat er eigenlijk te zien is. Bij het Carnaval Festival is er sprake van absolute balans; de muziek is de attractie, en de attractie is de muziek. Daarover zal iedereen het eens zijn.

De muziek voor Geesinks geesteskind is ontstaan uit een bijzondere samenwerking. De herkenbare carnavalstonen zijn weliswaar, zoals we verderop wat uitvoeriger zullen bespreken, in basis door Toon Hermans bedacht, maar tevens is het Carnaval Festival uiteindelijk dé attractie gebleken die de Efteling aan de eigen huiscomponist heeft geholpen. Film- en theatercomponist Ruud Bos begon betrekkelijk eenvoudig bij de Efteling: met het arrangeren van de verschillende landenthema’s op basis van de melodie van Toon. Later zou de componist voor de bepaling van de typische “Efteling-sfeer” die de grote Ton-van-de-Venthema-attracties van de jaren tachtig en negentig uitstralen, van enorme waarde blijken te zijn.

Meer over Ruud Bos is te vinden in de eveneens op deze web site gepubliceerde bespreking van Fata Morgana, een attractie waarvan de muziek beschouwd mag worden als Bos’ magnum opus op Efteling-gebied.


De cabaretier Toon Hermans werd in 1916 geboren in het Limburgse Sittard. “Het podium heeft hem altijd getrokken”, is een veelgehoorde en welhaast clichématige uitspraak over succesvolle podiumkunstenaars, maar in het geval van Toon is het een waardheid als een koe; al vanaf jonge leeftijd was hij het vaak het middelpunt van de belangstelling op feesten en partijen.

Toon Hermans in zijn rol -|-  Edits: Friso Geerlings, © het WWCW 2006
In 1942 vertrekt Toon Hermans als markante jongeman dan ook naar het grootstedelijke Amsterdam om daar, in het hart van de kunsten der Lage Landen, zijn geluk te beproeven. Zijn doorbraak komt in de vorm van zijn “One Man Show”, een productie in een genre dat al snel Toons specialiteit blijkt te zijn. Hij staat hiermee vanaf 1955 in het theater en in 1958 is de show voor het eerst bij de AVRO op televisie te zien. Vanaf dat moment kan iedereen met de charismatische grapjas kennis maken. Langzaam maar zeker verwerft Toon Hermans een ongekende populariteit binnen Nederland - als cabaretier, dat boven al, maar ook wel als schilder en schrijver. In 1999, wanneer Toon na een leven op de bühne meer en meer van zijn rust geniet, word hij door dagblad de Telegraaf uitgeroepen tot “Beste Nederlandse Entertainer van de 20ste eeuw”. Een eer die hem, in de ogen van miljoenen, meer dan toekomt. Toon Hermans overlijdt een jaar later, op 22 april 2000. Hij is dan 83 jaar.

Hoewel volgens ‘Kroniek van een Sprookje’ de Efteling Toon benaderde voor het schrijven van een originele carnavalsd(r)eun, lijkt het waarschijnlijker dat het eerste contact in het kader van de attractie direct tussen Geesink en Toon Hermans heeft plaatsgevonden; immers, al bij de presentatie van de maquette, voor het nemen van een directiebesluit, neuriede Geesink al dé melodie. Hiermee is het eigenlijk ook Geesink die de Efteling ertoe zette om voortaan speciale composities te laten maken voor haar grote attracties; een stap die Disney onder Gesamtkünstler Walt al veel eerder maakte.

Toon Hermans was in de vroege jaren tachtig aan de top van zijn roem, en had al aardig wat feestnummers op zijn naam staan. De keuze van Geesink was daarom niet erg verwonderlijk. Hermans kon echter geen noten lezen of muziekinstrumenten bespelen, en zo ontstond een samenwerking met Ruud Bos, de componist met wie hij in die tijd vrijwel dagelijks op tournee was. Na enige tijd op zijn eigen manier nagedacht te hebben over een melodie die zou passen bij de kleurige conceptschetsen van Joop Geesink, floot Toon Hermans uiteindelijk een deuntje dat zou uitgroeien tot de definitieve ritmuziek van Carnaval Festival. Ruud Bos pikte het wijsje op, zocht er de noten bij, en speelde het net zo vaak op de piano tot het precies was wat Toon Hermans bedoelde.

Postersouvenir van het Carnaval Festival -|- © Efteling


De van briljante eenvoud getuigende hoofdmelodie mag dan hét element van het Carnaval Festival zijn dat de attractie tot een onvergetelijk succes heeft gemaakt, wie een rit door de kleurige decors maakt is vast maar wat blij dat deze ongecompliceerde basis toch een groot aantal variaties kent. Voor deze arrangementen tekende, zoals hierboven al beschreven is, de toen nog bij de Efteling onbekende Ruud Bos. Hij schreef, zonder angst voor het gebruik van muzikaal-etnografische clichés, de acht verschillende “landenthema’s” (we noemen ze maar even zo, al kunnen we ― net als bij een aantal secties van de attractie ― niet in alle gevallen ook echt van een “land” spreken). Bij deze telling van acht tellen we de kwakende kwaliteiten van Harmonie de Kwakers in de allereerste scène niet mee overigens.

Op een door de hele attractie exact synchroon lopend ritme varieerde Bos er met een keur aan instrumenten lustig op los. Strijkers en mandoline in Italië, doedelzak in Schotland en een gong in Azië: een feest van simplistische herkenning, die echter geraffineerder in elkaar steekt dan een eerste oppervlakkige beluistering kan doen vermoeden. Toen de attractie in 1984 opende werd de muziek, gemonteerd met een in die tijd hypermodern Mac Protoolssysteem, nog gespeeld vanaf een geavanceerde bandrecorder. Tegenwoordig is het geluid, zoals eigenlijk overal in het park, natuurlijk volledig digitaal opgeslagen. Technisch is er met deze synchrone meersporige soundtrack natuurlijk leentjebuur gespeeld bij Disneys “It’s a Small World”, waar al vanaf de jaren zestig in verschillende talen, maar steeds precies gelijk op, de Sherman Brother herkenningsmelodie klinkt. De variaties in de uitwerking van Bos zijn echter heel anders; bij hem is niet de taal van de gezongen tekst het stereotiepe element per land (die taal is er immers in de Efteling-attractie niet), maar zijn het de muziek en haar instrumentatie zelf die ons van cultuur naar cultuur voeren op de golven van de muziek.

In ‘Kroniek van een Sprookje’ zegt Ruud Bos hierover:

Ruud BosDie clichés heb je nodig omdat je rekening moet houden met de consument. Het is immers muziek die je voor een publieksoor maakt en die moet beantwoorden aan het auditieve voorstellingsvermogen van een grote groep mensen. Niet te moeilijk dus, vrolijk en gezellig, maar wel op een manier die blijft hangen. In Carnaval Festival is dat Toon en mij gelukt. De muziek is een echte ‘oorwurm’. Een klassieker, want iedereen die door Carnaval Festival reist, komt buiten met dat deuntje tussen de oren.

Juist omdat de muziek en haar variaties zo’n grote rol spelen in het Festival, nemen we deze hier even stap voor stap onder de loep, uhm, het oor.

Laten we beginnen met het neutrale arrangement. Deze “basis” van Toons kraker is te horen in de instaphal. Tijdens de rit horen we het eveneens in Nederland, Engeland, Alaska én, ter afsluiting van de reis, ook weer bij de eindcarrousel. We kunnen dit beroemde stuk parkmuziek verdelen in een hoofdthema en intermezzo. Het hoofdthema bestaat uit het overbekende (en ooit met goed gevolg door Geesink geneuriede) refrein “Taaa-ta-ta Taaa-ta-ta Ta―ta-daaaa”, in een orkestratie van voornamelijk fanfareinstrumenten zoals tuba, trombone, trompet, klarinet en bekkens. Deze bekendste Carnaval-Festivalmaten zijn steeds vier maal te horen in het neutrale arrangement, voorafgegaan door een introductie en onderbroken door een welhaast als clownesk aan te merken deuntje (met veel klarinet), dat eindigt in een opmaak naar de herhaling van het refrein. De viervoudige herhaling van de herkenningsmaten, de onderbreking en weer de viervoudige herhaling duren in totaal ongeveer een minuut. Het intermezzo dat hierop volgt begint met een soort vervormde, hogere versie van het refrein, waarbij de laatste noten wat lijken te worden “uitgesmeerd”. Flinke uithalen op de trombone, veelvuldig gebruik van de lira en de klarinet spelen verder een grote rol in het intermezzo, dat na een aantal rustige passages uiteindelijk eindigt met toonladders op de tuba. In totaal duurt het intermezzo ook ongeveer een minuut, wat de totale hoeveelheid variabele muziek in de herhalende “loop” van het neutrale thema brengt op ongeveer twee minuten. Een rit door het Carnaval Festival duurt natuurlijk langer, en de muziek wordt binnen de attractie dan ook eindeloos herhaald. Een coda (Italiaans voor “staart”) kent de muziek in de attractie daarom niet; deze is echter wel te beluisteren op de CD’s die van de muziek zijn uitgebracht.

Harmonie de Kwakers...
"Nederland, kikkerland" is een veel gehoorde uitspraak. In het Carnaval Festival is het zeker waar; zodra we helemaal aan het begin van de rit Nederland binnenrijden, zien we ze al staan: de altijd even goed gemutste groene lieden van "Harmonie de Kwakers". Je kunt ze beter beluisteren door hier een mp3 van hun concert te downloaden.

Een hele groep Festival-bewoners bij elkaar -|- © Efteling
o Zo divers als de bewoners van alle landen van het Festival is ook de muziek die tijdens de rit klinkt...

Het eerste specifieke arrangement dat we in de attractie opmerken is te horen bij de scènes van België en Frankrijk. In de hier gebruikte orkestratie klinkt het thema duidelijk heel wat subtieler dan de opgeblazen hoempapa die we in het neutrale arrangement hoorden. Bos heeft bij de francofone gebieden gekozen voor (hoe kan het ook anders) de accordeon als belangrijkst “cliché-instrument”; samen met een achtergrond van rietblazers zorgt dit voor een onmiskenbaar Frans sfeertje. Romantisch, zwierig en bovenal volks. De geur van versgebakken stokbrood komt ons haast uit de speakers tegemoet.

Het arrangement voor Schotland wordt gespeeld op de doedelzak. Het is niet eenvoudig om er achter te komen of hier überhaupt wel het thema van de attractie wordt gespeeld. Is er wellicht gekozen voor zomaar wat geblaas op het bij uitstek Schotse instrument? Het WWCW-team, dat ten behoeve van deze tekst tientallen ritjes door de attractie maakte, kan u echter verzekeren dat de door de Schot-met-harige benen gespeelde muziek wel degelijk bestaat uit de bekende attractiemelodie. Een bijzonder aardig stukje themaverwerking in de muzikale uitwerking van deze scène!

Langnek in irritatie met een Jokie op zijn hoofd -|- Illustratie: Eftelingnieuws; Scan en edits: Friso Geerlings © het WWCW 2006De muziek die te horen is bij zowel Duitsland als in de Alpenscène, heeft op sommige punten veel weg van zowel het Franse arrangement als de neutrale orkestratie. De klanken hebben zowel wat zwierigs, maar ook wat van een fanfare of hoempapaband in zich. De klarinet speelt hier als hoofdinstrument de meeste noten en weet op een heel leuke manier de deun een Tiroler karakter te geven door wat ‘jodelahiti’-achtige klanken aan het einde van de refreinen te spelen. De handclaps (Ruud Bos ontkwam natuurlijk niet helemaal aan de invloed van de jaren tachtig toen hij de arrangementen schreef) zorgen daarnaast voor een schlagersfestivalgevoel en roepen de onvermijdelijke beelden op van sappige, vette worsten en heel veel grote pullen bier. Und nog ein mahl!

In het mooie en erg afwisselende arrangement van Italië hebben duidelijk de snaarinstrumenten de overhand; zowel de viool als de mandoline zijn duidelijk te herkennen. De dreun uit het neutrale arrangement is in dit land minimaal, waardoor het geheel een meer “klassieke” indruk achterlaat die prima past bij de stijlvolle carnavalsviering in dit land. De violen worden zowel bespeeld met de strijkstok als pizzicato, waardoor het typische tokkelende geluid ontstaat. Ook het tempo van de violenpartij is erg kenmerkend. De strijkers nemen binnen Italië de taak van de trombone compleet over; ze bouwen op en af, zwieren over de toonladders en werken keer op keer naar een climax waar Vivaldi trots op kan zijn. Ach, een beetje dan. Wie goed luistert ontdekt dat zelfs een deel uit het beroemde Venetiaanse “O Sole Mio” op kunstige wijze in het arrangement gevlochten is.

In Japan en China krijgen we het Aziatische arrangement te horen, gespeeld op allerlei verschillende percussie-instrumenten. Het ritme wordt gespeeld met Japanse taiko-drums, waarbij in het refrein om de zes slagen een gong klinkt. De melodie wordt hier gespeeld op de vibrafoon, wat een leuk cliché-Aziatische touch geeft aan het geheel. Het arrangement zit vol typische Chinees aandoende maten waarbij dit instrument een belangrijke rol speelt.Tussen de trommels en vibrafoon door horen we nog het gerinkel van de belletjes van een schellenboom en in het intermezzo het nasale gezang van de gele spleetogen zelf (ja, wij van het WWCW generaliseren ook even in deze tekst ja). Zonder de andere arrangementen die Bos voor de attractie schreef te kort te doen, kan toch wel worden geconcludeerd dat Azië door de bijzondere instrumenten, leuke overgangen en het mysterieuze sfeertje de leukste variant is van het thema van Toon Hermans.

Een vreemde en enigszins ongeïnspireerde eend in de arrangementenbijt is toch wel Afrika, waar helaas niet is gekozen voor een mysterieuze Donker-Afrikavariatie op het hoofdthema, maar waar de doorlopende track even onderbroken word voor oerwoudgeluiden met flarden van tamtamtrommel ritmes. Het betreft hier een redelijk kort geluidsfragment waarvan we ons afvragen of het wel van de hand van Ruud Bos is. Waarschijnlijker lijkt het dat het een mix is van een aantal effectgeluiden uit een collectie geluidseffecten, zoals die vroeger veelvuldig gebruikt werden bij het produceren van hoorspelen.

Het volgende nieuwe arrangement van Bos horen we pas tegen het einde van de rit bij Mexico en Hawaï. De eilandengroep en het land delen een orkestratie, wat dit arrangement meteen speciaal maakt: het is het enige dat twee compleet verschillende muzikale tradities poogt te verenigen, en slaagt hier nog in ook. Het ritme is dit keer in handen van de maracas (of sambaballen, zo u wilt) en bongo’s, terwijl de melodie wordt gespeeld door violen en Mexicaanse trompetten. Ter afwisseling hiervan word het refrein van tijd tot tijd gespeeld op Hawaï-gitaar, met zijn dromerige, tropische klanken. Ook in het intermezzo horen we dit bijzondere instrument veelvuldig. Net als in de muziek voor Italië, heeft Ruud Bos ook in het Mexico-Hawaï-arrangement een traditioneel liedje verstopt; hier zijn het de eerste noten van “La Cuccaracha”.

Engeland en Alaska kennen geen eigen arrangement ― misschien dat Bos gewoonweg niet veel typische geluidselementen kon bedenken voor de Engelse deun, want ja, wát zijn nu eigenlijk typisch Britse klanken? Bij Alaska is dat een stuk eenvoudiger; zelfs René Merkelbach lukte het de muziek voor deze scène te arrangeren, toen hij een variatie maakte van de bekende melodie voor de ijspuzzel op de CD-ROM ‘Een Wonderlijk Avontuur met Pardoes de Tovernar’. De Vliegende-Hollandercomponist gebruikte hiervoor, terecht geheel clichématig, de “ijspegelsound” van zijn synthesizers. Veel waarschijnlijker echter, is het dat de beide scènes geen eigen arrangement kennen om de bezoeker af en toe te herinneren aan het neutrale thema en zo een soort kader voor de overige orkestraties te vormen.

 
De Franghe Fraeghe -|- Logo: Friso Geerlings, © het WWCW 2003-2006


Drie jaar na de opening van de attractie werd de muziek voor het eerst uitgebracht. De naam van het verzamelalbum waarop dit gebeurde was, volkomen voorspelbaar: ‘Muziek van de Efteling’. Op deze langspeelplaat (tevens uitgebracht als muziekcassette) was de vrolijke melodie te vinden als eerste track. Deze versie van de muziek werd jaren later ook gebruikt voor de CD-editie van hetzelfde album en tevens voor de CD ‘Wonderlijke Muziek van de Efteling’, die in 1992, 1996 en 1998 in iets andere samenstelling werd heruitgebracht. We horen op deze track de introductie, waarna het lijkt alsof de intragrale en neutrale hoofdmelodie en het intermezzo volgen. Wie echter goed luistert, hoort duidelijk dat na het ‘Ta-ta-ta’-gedeelte de Franse versie wordt ingezet, gevolgd door de Duitse versie zonder handclaps. De track wordt beëindigd met weer het refrein uit het originele thema en de nooit in de attractie te horen coda.

Het heeft vanaf de attractieopening maar liefst zestien jaar moeten duren voordat het park wat meer van haar bekendste muziek publiceerde. In het jaar 2000 bracht de wel erg saai betitelde ‘Efteling-CD 2’ een bijna vier minuten durende mix van de verschillende arrangementen van Bos. De samenstelling van deze bijzonder welkome mix is als volgt:

CD-hoesje "Efteling CD 2" -|- Illustratie: ©  Efteling/ReDi 00’00” - 00’08”: Introductie
00’09” - 01’12”: Mexico
01’13” - 01’29”: Frankrijk
01’30” - 01’57”: Italië
01’58” - 02’31”: Duitsland
02’31” - 02’57”: China/Japan
02’58” - 03’55”: Intermezzo en coda

Het fijne van deze track is dat we hier eindelijk delen kunnen horen van de variaties voor Mexico, Italië en China/Japan (jammer genoeg zonder de nasale “Zingende Chineesjes”). Zelfs het complete intermezzo komt langs. Ook is de geluidskwaliteit van deze track veel hoger; de muziek klinkt veel meer ‘live’ zoals we die in de attractie horen dan de wat doffe track op de oudere CD’s.

Ondanks de extra’s die de arrangementenmix op ‘Efteling-CD 2’ biedt, is het spijtig en ook een beetje eigenaardig dat het park tot nu toe nog nooit alle arrangementen compleet op cd heeft aangeboden. Dit gebeurde wél met de latere succesattracties Droomvlucht en Fata Morgana (op ‘De Mooiste Efteling-melodieën’), en zelfs met Vogel Rok (op een speciale CD-single). Allen zijn dit, net als de Carnaval-Festivalarrangementen, creaties van Ruud Bos. Waarom de bekendste Efteling-muziek van allemaal een mindere behandeling krijgt is in elk geval uw trouwe websitemakers dan ook een raadsel...

 
 
Pagina 1 Pagina 2 Pagina 3 Pagina 4 Pagina 5 Pagina 6
        Jokie-aanwijzer -|- Graphic: Bram Elstak © het WWCW 2006