Terug naar de Diorama-index Bovenstein -|- Tekening: Anton Pieck - Edits: Wonderlijke WC Web 2003
   

Locatie

Komende vanuit Pretterdam Buiten, het Klipperdal overstekende, komen we aan in Bovenstein. Dit land is gelegen aan één van de twee lange zijden van het Diorama en grenst aan het spookachtige Donkere Deel. Bovenstein is een rijk van bergen tot in de wolken, kastelen en burchten tegen de langzaam donker wordende blauwe avondhemel en dalen die tot het midden der aarde lijken te reiken. Het is geen stad en geen platteland. Bovenstein is werkelijk een bergrijk. Misschien wel één van de meest romantische stukjes Diorama.
 

 

Het Diorama - Bovenstein -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web 2003

De reiziger die Bovenstein in zijn reisschema heeft opgenomen hoeft niet teleurgesteld te zijn: zoals eigenlijk alle delen van het Diorama zou Bovenstein zeker niet misstaan in een exclusieve glossy brochure van een of andere luxe rondreis langs de meest romantische stukjes Europa. Als een soort kruising tussen een Duits rivierdal vol prinselijke sprookjeskastelen op de hoge bergen, en een veel duisterder Roemeense Transsylvanië waar mistige diepe dalen slechts lijken te bestaan om de ene stoere maar ook wel spookachtige ruïne te scheiden van de andere, weet het land zich op z'n meest betoverende manier te laten zien.


 
Het Diorama - Bovenstein -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web 2003
 
  


Hugo's huisdieren?
Deze twee witte steenbokken zijn te zien op de spitse rotsklomp voor het eerste kasteel van Bovenstein. Hoewel er in het Diorama best wel wat dieren te zien zijn (koeien, schapen, en vooral een flink aantal paarden) zijn er veel minder echt wilde dieren te zien. En de wilde dieren die er zijn verstoppen zich graag tussen struiken waardoor alleen de echt oplettende kijker ze te zien krijgt. Deze steenbokken staan echter op een mooi zichtbaar plekje en laten zien dat ook de dierenwereld in het klein te vinden is achter het glas van het Diorama.

 


Reizende vanaf het jolige Pretterdam is de overgang naar Bovenstein duidelijk te zien: het Klipperdal, overspannen door een Romaans-aandoende boogbrug, mondt uit in een klein meer waar Pretterdam Buiten als een eiland in ligt. Vanaf hier loopt ook een kleine houten brug naar het station van Pretterdam (waar echter ook de Bovensteiners van tijd tot tijd dankbaar gebruik van maken.) Dit meer is een natuurlijke scheiding tussen de twee landen. Eenmaal overgestoken bevinden we ons als reizigers in de wonderlijke wereld van het Diorama in een andere wereld.

Het Diorama - Bovenstein -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web 2003

Het eerste teken hiervan is het prachtige kasteel dat zich plots hoog verheft op een onmogelijke rotsklomp. Het kasteel is een bonte mengeling van stijlen. Een vierkante toren met op de spits een ui lijkt wat vreemd te staan tussen de verder overwegend Middeleeuws-aandoende torens vol kegeldaken en kantelen. Wat dat betreft heeft het wel wat weg van sommige Nederlandse kastelen als Hoensbroek. Ook hier zien we die verschillende stijlen door elkaar: ronde torens, vierkante torens. Stoerheid en stevigheid van de Middeleeuwen met een vleugje barok. Alleen dan natuurlijk niet in rode baksteen. Zoals met veel Diorama-kastelen is het moeilijk te zien waar het eigenlijke gebouw ophoudt en waar de rotsen beginnen. Het geheel lijkt wel gegroeid te zijn uit de rotsen. Wat moet het een prachtig uitzicht zijn, hoog vanaf de enigszins afgebrokkelde transen van de ronde toren bovenop het kasteel.


 
De pa-ha-ha-den op

Reizigers per huifkar is een vertrouwd beeld in het Diorama. Op verschillende plaatsen komen we zo'n kar getrokken door een tweespan tegen. De huifkar op de voorgrond van Bovenstein is vanaf sommige plekken wat lastig te zien, maar wie even op zijn tenen gaat staan kijkt makkelijk over de rotsen heen die de kar aan het oog onttrekken. Te zien aan de wapperende manen gaat de rit met flinke snelheid. Wellicht weer zo'n jonkvrouw die anoniem aan haar gruwelijk lot probeert te ontsnappen?

 

    
Het Diorama - Bovenstein -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web 2003
 

Het Het Diorama - Bovenstein -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web 2003-|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web 2003

Een machtig overzicht van het eerste kasteel van Bovenstein. Het kasteel staat bovenop een vreemd overhangende rots, en is duidelijk zichtbaar vanaf Pretterdam, zeker als het weer helder is. Wij Gullivers hoeven echter geen halsbrekende klim te ondernemen om het bouwwerk te bewonderen. Vanachter het glas kijken we zonder moeite zo de kamers van de bewoners binnen. En wat zich daar allemaal afspeelt...
 

Jorinde en Joringel
Grimm-index 54

 
Er was eens een oud slot, middenin een groot, dicht bos. Daar woonde een oude vrouw in, heel alleen, en ze was een echte heks. Overdag liep ze rond als een kat of een nachtuil, maar ’s avonds was ze weer een gewoon mens. Ze kon wild en vogels bij zich lokken, en die slachtte ze dan en kookte of braadde ze. Als iemand op honderd schreden dicht bij het slot kwam, dan moest hij stilstaan, en kon niet weg van de plek waar hij was, tot ze hem verloste met een spreuk; maar als een rein meisje in die toverban kwam, dan veranderde ze haar in een vogel, stopte haar in een mand en droeg de mand naar een kamer van ’t kasteel. Zo had ze wel zevenduizend van die manden met wonderlijke vogels in het slot.
 
Nu was er eens een meisje, en dat heette Jorinde, zij was mooier dan alle anderen. Zij en een heel knappe jongen, Joringel, waren verloofd. Ze waren al in de bruidsdagen, en ze genoten altijd van elkaars bijzijn. Om nu eens rustig met elkaar te kunnen praten, gingen ze wandelen in het bos. “Pas op,” zei Joringel, “dat je niet te dicht bij het slot komt.” Het was een mooie avond, de zon scheen tussen de boomstammen door in ’t donkergroen van ’t bos en het tortelduifje riep klagelijk in een oude beuk. Jorinde schreide soms, ging in de zon zitten en klaagde; Joringel klaagde ook. Ze voelden zich zo bezwaard, alsof ze moesten sterven; ze keken om, wisten niet waar ze waren en ook niet hoe ze weer naar huis konden komen. De zon stond nog half boven de berg, en half was ze er al achter. Joringel keek dood de struiken en zag toen de oude muur om het slot valkbij, hij schrok en werd bang. Jorinde zong:
 

Het Diorama - Bovenstein -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web 2003

 
Mijn vogel met het ringetje rood,
zingt leed, zingt leed, zingt leed;
’t Voorspelt de duif een vroege dood,
zingt leed… tureluut, tureluut.

Het Diorama - Bovenstein -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web 2003Joringel keek weer naar Jorinde. Jorinde was betoverd in een nachtegaal die tureluut, tureluut zong. Een nachtuil met gloeiende ogen vloog driemaal om haar heen en krijste driemaal: “Hoè, hoe, hoe.” Joringel kon zich niet bewegen, hij stond als een steenrots, hij kon niet schreien, niet spreke, hand en voet waren stijf. De zon was onder, de uil vloog naar een struik, en vlak daarop kwam er een oude, kromme vrouw achter die struik te voorschijn, geel en mager was ze; grote, rode ogen, een kromme neus, die met de spits tot de kin reikte. Ze prevelde, ving de nachtegaal toen met haar hand en droeg ze daarop weg. Joringel kon niets zeggen, kon niet van zijn plaats komen, de nachtegaal was weg. Eindelijk kwam het mens terug en sprak met een holle stem: “Gegroet, Zachiel, als ’t maantje in het mandje schijnt, maak los, Zachiel, ter goeder ure.” Toen kon Joringel zich weer bewegen. Hij viel voor de heks op de knieën en smeekte dat ze hem Jorinde terug zou geven; maar ze zei, nooit kreeg hij haar terug, en toen ging ze weg. Hij riep, hij schreide, hij jammerde; alles vergeefs. “Wat zat er nu gebeuren?”

Joringel ging zwerven, en kwam in een ander dorp, daar hoedde hij een poos schapen. Dikwijls ging hij om het slot heen, maar niet te dicht in de buurt. Maar eens droomde hij ’s nachts, dat hij een bloedrode bloem vond met een grote, mooie parel in het midden. Hij had de bloem afgebroken en was ermee naar het slot gegaan, en hij droomde dat hij op die manier Jorinde terug had gekregen. Toen hij ’s morgens wakker werd, begon hij met zoeken, door berg en dal, of hij zo’n bloem niet vinden kon; hij zocht acht dagen lang en de negende dag vond hij vroeg in de morgen een bloedrode bloem. In het midden was een grote dauwdruppel, groot als de mooiste parel. Die bloem droeg hij dag en nacht tot aan het slot. Toen hij op honderd schreden afstand van het slot kwam, werd hij niet stijf, maar ging door tot aan de poort. Joringel verheugde zich bijzonder, hij raakte de poort met de bloem aan, en open sprong zij. Hij trad erdoor, kwam in de tuin, luisterde waar hij al die vogelstemmen vandaan hoorde; eindelijk had hij het precies bepaald. Hij zocht en vond de zaal; daar was de heks en ze voerde de vogels in de zevenduizend manden. Toen ze Joringel zag, werd ze boos, heel boos; schold, spuwde gif en gal tegen hem uit, maar ze moest op twee pas afstand van hem blijven. Hij richtte zich niet tot haar, maar liep door, hij bekeek de manden met vogels, maar er waren honderden nachtegalen: hoe zou hij zijn Jorinde terugvinden?
 
Terwijl hij zo zocht, merkte hij, dat de heks heimelijk een mandje met een vogel nam, en daarmee naar de deur ging. Snel sprong hij erheen, raakte het mandje met zijn bloem aan en ook de oude heks: nu was haar toverkracht gebroken, en daar stond Jorinde, ze had haar arm om zijn hals geslagen, en ze was net zo mooi als vroeger. Toen gaf hij ook alle andere vogels weer hun meisjesgedaante terug, hij ging met zijn Jorinde naar huis, en ze leefden lang en gelukkig tezamen.
 


 

Het Diorama - Bovenstein -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web 2003

Vanaf dit kasteel loopt een brug (zeer ongeschikt voor kasteelbewoners met hoogtevrees) via een vreemd bouwsel hoog op een wankele rotspinakel naar de tweede bebouwde rotspiek in Bovenstein. De bergen van Bovenstein laten een bijzondere gelaagdheid zien. Dit is vooral opvallend bij die vreemde rotspiek tussen de twee delen van de brug in. Hebben we hier te maken met sedimentair gesteente, waar de jarenlange sterke winden in de dalen zijn uitwerking duidelijk op heeft gehad?

Het Diorama - Bovenstein -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web 2003 Het Diorama - Bovenstein -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web 2003Het Diorama - Bovenstein -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web 2003


 
Het Diorama - Bovenstein -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web 2003
 
  
Een tweede blik op het grote eerste kasteel van Bovenstein. De vierkante toren is hier heel duidelijk te zien, met daarop een ui-vormig dak dat we op vele plaatsen tegenkomen in de miniatuurwereld achter glas. Anton Pieck lijkt een voorliefde voor deze dakvorm te hebben. Eveneens voor raar uitstekende torentjes trouwens. Een kenmerk dat we ook in dit kasteel weer duidelijk zien.

 


Tussen het glas vanwaarachter wij, Gullivers, een blik kunnen werpen op de Bovensteinse rotsen en de angswekkend hoge brug zien we een schuin aflopende bergweide op de voorgrond vol met rood rundvee. Een kudde schapen loopt onder leiding van de herder tegen de heuvels op. Op zoek naar mals gras in een dal zo ver weg dat wij het niet kunnen zien? Vee is niet de enige dierlijke bewoning van Bovenstein. Want op de voorgrond, op een steile piek net voor het eerste kasteel, zien we duidelijk twee steenbokken staan.

Het tweede kasteel van Bovenstein staat wat verder naar de achtergrond. Hierbij vallen direct de twee hoge torens op. De ene groen, vierkant en fors. De tweede met een grijs dak, rond van doorsnede en slank. Op de voorgrond een Hollands trapgeveltje. De vermenging van stijlen die in het eerste kasteel van Bovenstein al zo opviel is hier nog nadrukkelijker aanwezig. Het eclectische bouwsel op deze rotsklomp lijkt gebouwd te zijn door generaties rijke Bovensteiners die in een soort strijd met de bouwers van het eerste kasteel terrecht lijken te zijn gekomen: Wie weet het meest rommelige, maar toch ook stijlvolle kasteel neer te zetten? De brug tussen beide kastelen geeft echter aan dat deze strijd nooit ten koste is gegaan van de vriendschap die beide kasteelbewonende families met elkaar onderhielden. De groene toren geeft dit kasteel wat meer allure dan het eerste, hoewel het geheel wel duidelijk wat kleiner is.

Het Diorama - Bovenstein -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web 2003

Ook in de verte zien we nog sporen van bewoning van de Bovensteinse rotsformaties. Helemaal achterin de hoek van het laatste stukje "Diorama bij dag" prijkt deze stoere burcht. Wellicht ooit neergezet ter verdediging van volk en vaderland tegen invallen van over de bergen.
 

De Zes Zwanen
Grimm-index 49 - eerste deel

Een koning jaagde eens in een heel groot bos en zette een hert met zoveel drift na, dat geen van de jagers hem bij kon houden. Toen de avond viel, hield hij zijn paard in, keek om zich heen, en daar zag, dat hij verdwaald was. Hij zocht een uitweg, maar kon er geen vinden. Opeens kwam er een oud mens aan met een waggelhoofd; ze liep op hem toe, - ze was een heks. “Vrouwtje”, zei de koning, “kun je me de weg niet wijzen?” “Ja zeker, o koning,” zei ze, “dat kan ik best. Maar op één voorwaarde. Vervult u die voorwaarde niet, dan komt u het bos nooit meer uit – en moet u van honger sterven.” “Wat is dat dan voor een voorwaarde?” vroeg de koning. “Ik heb een dochter,” zei ’t oude mens, “en ze is zo mooi, er is geen mooier meisje op de wereld, en ze verdient het, uw vrouw t worden; als u haar tot koningin maakt, dan wijs ik u de weg uit het bos.” In zijn angst willigde de koning dit in; en het oudje bracht hem naar haar huisje, waar haar dochter bij ’t vuur zat. Ze ontving de koning alsof ze hem al verwacht had, hij zag wel dat ze mooi was, maar helemaal beviel ze hem niet, en hij kon haar zonder heimelijk afkeer niet aankijken. Maar hij hief het meisje voor zich op het paard, ’t oude mens wees hem de weg, en de koning bereikte het koninklijk slot weer; daar werd de bruiloft gevierd.

Nu was de koning al eens getrouwd geweest, en bij zijn eerste vrouw had hij zeven kinderen, zes jongens en een meisje. Die waren hem het liefst van alles op de wereld. Maar hij was bang dat de stiefmoeder hen niet goed zou behandelen, of hen zelfs kwaad kon doen; daarom bracht hij hen naar een eenzaam slot, dat midden in een bos stond. Het lag zo verscholen, en de weg erheen was zo moeilijk te vinden, dat hij er zelf nooit gekomen zou zijn, als niet een wijze vrouw hem een kluwen garen gegeven had van wonderlijke kracht. Als je die voor je uit gooide, liep hij vanzelf uit en wees de weg. Nu ging de koning zo dikwijls naar zijn zeven kinderen toe dat de koningin argwaan kreeg, ze wilde weten wat hij altijd zo alleen in het bos deed. Ze gaf ze aan een lakei een massa geld en die verried haar ’t geheim en vertelde ook van die kluwen die alleen vooruit rolde en de weg wees. Nu had ze geen rust, tot ze uitgevonden had, waar de koning die kluwen bewaarde. Ze maakte toen kleine, witte zijden hemdjes, en omdat ze van haar moeder heksenkunsten had geleerd, naaide ze er toverkracht in.

En op een keer dat de koning weer op jacht was, nam zij de hemdjes en de kluwen wees haar de weg. De kinderen zagen uit de verte iemand aankomen; ze dachten dat het hun vader was – en juichend holden ze hem tegemoet. Ze wierp elk van hen ene hemdje om en toen dat hen aanraakte, veranderden ze in zwanen en vlogen over de bomen weg. De koningin ging opgewekt nar huis en dacht, dat ze nu van die stiefkinderen af was; maar het meisje was niet met de broers naar buiten gekomen, en ze had niets van haar gemerkt. De volgende dag kwam de koning weer op bezoek bij zijn kinderen, maar hij vond alleen het dochtertje. “Waar zijn de jongens?” vroeg de koning. “Och vaderlief,” antwoordde ze, “die zijn weg en ze hebben mij alleen gelaten,” en ze vertelde hem, dat ze uit haat kamertje gezien had, hoe haar broers als zwanen over de bomen waren weggevlogen. En ze liet hem de veren zien, die ze in de tuin hadden laten vallen en die ze had opgeraapt. De koning werd heel bedroefd, maar hij kwam niet op de gedachte, dat de koningin die misdaad zou hebben begaan; integendeel, hij was bang dat zijn dochtertje ook nog geroofd zou worden en hij wilde haar mee naar huis nemen. Maar ’t meisje was bij voorbaat al bang voor de stiefmoeder, en smeekte de koning om tenminste deze nacht nog op het slot in ’t bos te mogen blijven.

Beste lezer, wees niet bevreesd
Er is nog meer als ge graag verder leest.

 

Het Diorama - Bovenstein -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web 2003


 
Schaapjes tellen

Het beeld van een groepje schapen dat de weg blokkeert terwijl de herder ze samen met zijn trouwe hond aanzet tot doorwandelen is iets dat we alleen kennen uit verre landen en sprookjeswerelden. We zien het ook terug op de grote verhoogde weg in Bovenstein. Dit pad werkt zich zig-zag een weg naar boven, naar delen van Bovenstein die voor ons buiten het zicht liggen.

 

    
Het Diorama - Bovenstein -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web 2003
 

Wanneer we als toeschouwers verder wandelen krijgen we al snel een flinke berg op de voorgrond in het zicht. Daarbovenop ligt de "hoofdstad" van Bovenstein, een kleine stad (werderom uiteraard met een kerk). Bovenaan deze stad prijkt op een gedeeltelijk kunstmatig aangelegd rotsplatform de hoofdstedelijke residentie. Een kasteel dat voor Diorama-begrippen weinig poespas heeft, maar zeker een klein juweeltje mag heten. Vooral mooi aan dit kasteel zijn de twee kleine ronde torentjes die uit het dak van de hoogste toren steken. Alsof het de bedoeling was nog hoger te bouwen, ter meerdere ere en glorie van de Bovensteinse rotsbouwkunst.

De stad zelf bestaat uit een aantal kleine bescheiden optrekjes. Die lijken wel uit een boerendorpje afkomstig. Aan de rechterkant heeft de stad een vreemd gebouwde uitloper tot op de rotsbrug die de stad verbindt met de rotsen verderop. Alsof de ruimte op de rots te klein geworden is voor de stad en de huizen als een organisme als het ware verder gegegroeid zijn tot op deze brug. Tsja... goede bouwgrond is moeilijk te vinden in Bovenstein.

Het Diorama - Bovenstein -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web 2003

Wanneer we onder deze rotsbrug doorkijken (wij Volwassen Gullivers moeten daarvoor even hurken tegen de railing van het Diorama) zien we dat ook de dalen van Bovenstein niet aan bebouwing onsnapt zijn. Een rijtje huizen in het dal is hier het bewijs van. Bovenop de rotsbrug rijden trouwens koetsen getrokken door paarden af en aan. Waarheen? Het vreemde bouwsel rechts boven deze brug? De landen van het Duistere Deel?

Het Diorama - Bovenstein -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web 2003 Het Diorama - Bovenstein -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web 2003

 
De Zes Zwanen
Grimm-index 49 - tweede deel


Het arme meisje dacht bij zichzelf: “Blijven doe ik zeker niet. Ik wil de broers gaan zoeken.” En toen het nacht werd, vluchtte ze, en liep zacht het bos in. Ze liep de hele nacht door, en de dag daarop ook, al maar voort, tot ze van vermoeienis niet verder kon. Toen zag ze een jachthut; ze ging erin en vond een kamer met zes kleine bedjes. Ze durfde er niet in te gaan liggen, maar ze kroop onder één van de bedjes, op de harde grond, en daar wou ze de nacht doorbrengen. Maar kort voor zonsopgang hoorde ze een geruis en kijk, zes zwanen kwamen het venster binnengevlogen. Ze gingen op de grond staan, ze bliezen naar elkaar en bliezen zichzelf alle veren af, en hun zwanenhuid stroopte af als een hemd. Nu keek het meisje hen aan en ze herkende hen, het waren haar broers en ze kroop onder ‘t bed uit. De broers waren hartelijk blij, toen ze hun zusje zagen – maar hun vreugde duurde maar kort.
 
”Hier kan je niet blijven,” zeiden ze tegen haar, “want dit is een rovershol. Komen ze thuis en vinden ze je, dan vermoorden ze je.” “Kunnen jullie me dan niet beschermen?” vroeg het zusje. “Nee,” zeiden ze, “want we kunnen elke avond maar een kwartier onze zwanengestalte afleggen en dan hebben we mensengedaante, maar meteen worden we weer in zwanen veranderd.” Het zusje begon te schreien en zei: “Maar kunnen jullie dan niet verlost worden?” “Och nee,” zeiden ze, “dat is veel te moeilijk. Je zou zes jaar lang niet mogen spreken en niet lachen, en je zou in die tijd zes hemden voor ons moeten naaien van asters. Komt er ook maar één enkel woord uit je mond, dan is alles vergeefs geweest.” En nauwelijks hadden de broers die woorden geuit, of het kwartier was om, en ze vlogen als zwanen weer het venster uit.

Maar het meisje had haar besluit genomen. Zij wilde haar broers verlossen, al ging het om haar leven. Ze verliet de jachthut, ging ’t bos weer in, ging in een boom zitten en bracht daar de nacht door. De volgende morgen ging ze asters zoeken en begon ze te naaien. Praten kon ze toch met niemand, en lachen viel haar niet eens in; ze zat maar en keek naar haar werk. Toen ze daar al een poos zo had geleefd, kwam de koning van ’t land er jagen; zijn jagers kwamen bij de boom waar het meisje in zat. Ze riepen haar toe en zeiden: “Wie ben je?” Ze gaf geen antwoord. “Kom bij ons,” zeiden ze, “we zullen je niets doen, hoor.” Maar ze schudde ’t hoofd. Toen ze haar steeds meer met vragen lastig vielen, gooide ze haar gouden ketting naar beneden om hen tevreden te stellen. Nog gingen ze niet weg. Toen liet ze haar gordel vallen; en toen dat geen uitwerking had, haar kousenbanden; en zo het een na het ander, alles wat ze aan had en missen kon. Tenslotte hield ze niets meer aan dan haar hemd. Nog lieten de jagers haar niet met rust, maar ze klommen de boom in, haalden haar naar beneden en brachten haar naar de koning. De koning vroeg: “Wie bent u? Wat deed u daar in die boom?” Maar ze gaf geen antwoord. Hij vroeg het in andere talen die hij kende, maar zij bleef zo stom als een vis. Maar ze was zo mooi. Het hart van de koning werd bewogen; en hij vatte en grote liefde voor haar op. Hij sloeg zijn eigen mantel om haar heen, zette haar voor zich op het paard, en bracht haar op zijn kasteel. Daar liet hij haar kleden met rijke gewaden; ze straalde nu zo lieflijk als de morgen, maar er was geen woord uit haar te krijgen. Aan tafel liet hij har naast zich zitten; haar bescheiden en zedige houding maakte zo’n indruk op hem, dat hij zei: “Deze zal ik trouwen, en geen andere op de hele wereld.” En enige dagen later werd het huwelijk voltrokken.

Beste lezer, wees niet bevreesd
Er is nog meer als ge graag verder leest.

 

Het Diorama - Bovenstein -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web 2003


 
Het Diorama - Bovenstein -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web 2003
 
    
Hoog boven ons verheft zich de hoofdstad van Bovenstein. We kijken hier van onderen helemaal naar boven. De Bovensteiner die dit ziet heeft direct weer last van spierpijn. De lucht is donker en onheilspellend. Het bouwwerk op de voorgrond is een vreemd iets. Is het een huis? Een kasteel? of alleen een gevel? Wat verder naar achteren zien we de torens van wat in elk geval een echt kasteel is, hoewel het zich niet kan meten met de andere betorende bouwwerken die dit land rijk is.

 


 
 
De Zes Zwanen
Grimm-index 49 - derde deel

De koning evenwel had een boosaardige moeder. Zij was zeer verontwaardigd over dit huwelijk, en sprak kwaad over de jonge koningin. “Wie kan weten waar ’t mens vandaan komt,”zei ze, “praten kan ze niet, ze is geen koning waard.” Een jaar later, toen de koningin haar eerste kind ter wereld bracht, nam de oude koningin het kind heimelijk van haar weg en bestreek, tijdens haar slaap, haar mond met bloed. Daarop ging ze naar de koning en klaagde haar aan: ze zou een menseneetster zijn. Dar wilde de koning niet geloven, en hij wilde niet dat men haar beschuldigde. Maar zij zat maar en naaide aan de hemden en lette nergens anders op. De volgende maal, dat ze weer een flinke zoon ter wereld bracht, paste de boze schoonmoeder hetzelfde bedrog toe, maar de koning kon haar geen geloof schenken. Hij zei: “Ze is te vroom en te goed, dan dat ze zo iets zou doen; was ze niet stom, dan kon ze zich nog verdedigen, dan zou haar onschuld wel blijken.” Maar toen het oude mens voor de derde maal ’t pasgeboren kind wegstal en de koningin aanklaagde, die geen woord voor haar rechtvaardiging in te berde bracht, toen kon de koning niet anders dan haar aan ’t gerecht over leveren, en ze werd veroordeeld tot de brandstapel.

De dag brak aan, waarop zij ter dood gebracht zou worden. Juist was de laatste dag aangebroken van de zes jaar, waarin ze niet spreken en niet lachen mocht, en ze zou haar broers uit de tovermacht kunnen verlossen. De zes hemden van bloemblaadjes waren afgekomen, alleen ontbrak aan ’t laatste hemdje de linkermouw. Maar toen zij naar de brandstapel werd geleid, had ze de hemden op haar arm, en toen ze bovenop de brandstapel stond en de fakkel zou worden aangestoken, keek ze om. Zes zwanen kwamen aangevlogen. Toen wist ze zeker dat het uur van hun verlossing naderde, en haar hart klopte van blijdschap. De zwanen kwamen aangeruist, en ze zwenkten omlaag, zodat ze hen de hemden toe kom werpen, en toen de hemden hen aanraakten, vielen hun zwanenhuiden af, en haar broers stonden voor haar in levende lijve en waren gezond en sterk: alleen de jongste had geen linkerarm, maar in plaats daarvan een zwanenvleugel op zijn rug. Ze kusten elkaar en de koningin ging naar de koning toe en sprak: “Mijn geheer en gemaal. Nu mag ik spreken en u verklaren: ik ben onschuldig, en de aanklacht is vals geweest.” En zij vertelde hem hoe de oude moeder haar bedrogen had, haar drie kinderen had weggenomen en ze had verborgen. Toen werden ze tot grote vreugde van de koning voor hem gebracht, en de boze stiefmoeder werd tot straf op de brandstapel gebonden en tot as verbrand. Maar de koningin en haar zes broers leefden lang en ze waren gelukkig en tevreden.
 


 


Het Diorama - Bovenstein -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web 2003

Het bouwsel dat we zien wanneer we de rotsbrug volgen vanaf de hoofdstad is een vreemd geheel. Wat is het? Een kasteel? Dat is maar de vraag... moet een kasteel immers niet tenminste een paar torens hebben om voor die naam in aanmerking te komen? Het lijkt wel meer op een vreemd bouwsel uit een jeugdboek. Een soort Villa Kakelbont uit Pippi Langkous of Trappenhuis uit De Zevensprong. Wie dit gebouw bewoont is ons niet duidelijk. Maar opvallend is het zeker. De vreemde combinatie van dakpannen en riet op de daken doet wel wat denken aan een soort boerenhoeve op grote hoogte. Maarja... wat doet een boerderij nu op een onherbergzame rotsklomp. En eigenlijk heeft het gebouw daar ook niet echt de vorm voor. Het zou namelijk ook zo uit een Duits of Oostenrijks stadje weggelopen kunnen zijn. Het blijft gissen zonder het boek van Anton Pieck.



De Trots van Bovenstein
Misschien wel het mooiste - hoewel niet het grootste - kasteel van Bovenstein is het Kasteel met de Groene Toren. Op een schilderachtige locatie gelegen, verbonden met het eerste kasteel van het land via een hoge maar betrouwbare brug, pronkt de hoogste toren met zijn vele dakuitbouwsels en een chique lantaarn op het dak. En alsof dit nog niet genoeg praal is staat hiernaast een ranke toren met grijs dak, waarop we weer eens zo'n Piecks favoriete Ui zien. Duidelijk geen behuizing voor armoedzaaiers. Een koning waardig!

 

    
Het Diorama - Bovenstein -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web 2003
 

Het Diorama - Bovenstein -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web 2003

Heel in de verte, tussen alle sprookjeskastelen en rotssteden van Bovenstein door, zien we nog een stoer versterkte veste liggen op de verre rotspieken. Staat het hier ter verdediging van het land? Verwacht men indringers van over de bergen? Of woont hier slechts een kasteelheer die liever geen pottenkijkers over de vloer heeft? In elk geval lijkt de burcht onneembaar en ook wel wat onheilspellend, zo tegen de duister wordende hemel van Bovenstein.

Het Diorama - Bovenstein -|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web 2003   
 
Bezoekers van Bovenstein kunnen hun reis voortzetten naar "De Boulevard" als ze de ramen in oplopend genummerde volgorde volgen, of naar Pretterdam-Buiten indien ze liever andersom lopen. Vergeet bij het verlaten van Bovenstein niet nog een keer om te kijken naar dit machtige land en haar wonderlijke kastelen. Tot Boven!
 

 

© 2001 - 2003 Het Wonderlijke WC Web