Informatie banner -|- (c) Het WWCW 2001

  Recensie - Kroniek van een Sprookje - 1
 
 

De Kaft

Een boek begint met een kaft. Die is bij KveS (Kroniek van een Sprookje) echt perfect: de voorkaft bestaat uit een flap die om het boek heen is gewikkeld met daarop het Eftelingwapenschild in goudgekleurde belijning, de titel van het boek, eveneens in goudkleur en in het Anton Piecklettertype. Daaronder bevinden zich drie foto's van Anton Pieck met Doornroosje op zijn schoot in de auto, Rijmpje in kaft KveSbouwvaklieden die een paddenstoelendak op z'n plaats duwen en een jongetje dat naar een paddenstoel luistert. Deze drie foto's zijn in zwart-wit en uiterst goed geselecteerd. De foto's hebben namelijk een soort symbolische waarde: de eerste staat voor de grote mensen die aan de Efteling hebben meegewerkt, de tweede voor de realisatie van de attracties en andere wonderen en de derde voor het publiek, in het bijzonder de kinderen, die nog iedere dag genieten van de Efteling. Verder bevinden zich nog het oude Eftelinglogo (nog bekend van het oude voorste treintje van de Python, ik ben dol op die mooi gekrulde letters) en het nieuwste logo dat dan weer in goudkleur onderaan staat. Ook de naam van H. vanden Diepstraten, de auteur, staat op de kaft vermeld.

Onder deze flap bevindt zich dan de werkelijke kaft, en wat valt hier nu voor kwaads over te vertellen? Eigenlijk ben je wel verplicht om twee boeken te kopen, één zet je met de flap en één zonder flap in de boekenkast. Dat zegt eigenlijk wel genoeg. De binnenkant van de flap is zelfs nog bedrukt met een gouden kleurtje met twinkelsterren, oude Efteling-E's en nieuwe Efteling-E's. Het boek eenmaal echt opengeslagen is ook al zo mooi, een rijmpje (dat al meteen duidelijk maakt dat het boek over de mensen achter de Efteling gaat) en een prachtige inkadering van de titel, vermoedelijk een Anton Pieck of een gecombineerde tekening.

Er was eens...

De pagina daarna heeft een paginagrote schets van het eerste openingsaffiche (met de kabouter) met daarnaast dan het voorwoord van Ton van de Ven, met de titel "Er was eens…". Zoals de documentaire afsloot met een wijze les van Ton, zo begint dit boek er juist mee. Het liefst zou ik het voorwoord uit de mond van de heer Van de Ven zelf horen, want hij bewees al in de documentaires dat hij zo veel diepzinnige dingen zo mooi kan vertellen. Net als Lex Lemmens overigens, alhoewel die toch meer enthousiasme dan diepzinnigheid kent in zijn verhalen, waardoor vele fans hem nog vaak citeren.

1933-1951: Mens sana in corpore sano

Het boek volgt de geschiedenis van het park in chronologische volgorde en laat geen jaartal onbesproken. Het eerste hoofdstuk bestaat niet uit een tienjarige periode, maar uit de voorgeschiedenis, over het ontstaan van het sportpark, de speeltuin,De kapelaans de tentoonstelling De Schoen '49, de ideeën voor het sprookjesbos en de aanleg van de vijvers en paden. Al vanaf hier is het duidelijk dat KveS vooral gaat over directieplannen, personeelsbeleid en dat soort zaken en dus jammer genoeg niet zo zeer over de bouw van de attracties. Oké, dat komt er ook wel in voor en dan vooral vanaf 1981 (bij de Python) verschuift de aandacht langzaam steeds meer naar de attracties, maar grotendeels gaat de aandacht in het boek toch duidelijk naar de mensen van de Efteling. De inhoud van het boek kan ook niet echt als één verhaal worden verteld, maar moet meer als één klomp van informatie worden gezien. Dit is wellicht ook de reden dat velen het boek liever doorbladeren dan echt van voren naar achteren lezen.

Het eerste hoofdstuk gaat dus over de voorgeschiedenis van het park, de periode 1933-1951, en dit is volgens mij het meest uitgebreide verslag van die jaren dat we tot nu toe hebben gekregen. Tot op de meest oninteressante details na. De gehele vooroorlogse periode wordt in één alinea besproken. Er wordt verteld dat er in die tijd te weinig werkgelegenheid was, dat er veel kinderen waren en dat recreatie niet verder ging dan de jaarlijkse kermis. Vanuit dit oogpunt werd dus gedacht aan actie en wel door de Kerk zelf. Zo ontwikkelt zich een Sport- en Wandelpark.

Blijkbaar zorgt dit alles nog niet voor genoeg brood op de plank, want na de oorlog wordt er al over gedacht om van dat Sportpark een ware trekpleister te maken voor heel Brabant. De ideeën die hier worden geboren zijn simpelweg briljant, want stel je toch eens voor dat dat kleine ideetje nooit was ontstaan. Dit kleine bedenksel moet toch een kiezeltje zijn geweest, dat de steen eenmaal heeft doen rollen.
 

Oude entree park

Wat ik overigens toch altijd merkwaardig vind is dat de vele namen in dit hoofdstuk allemaal zijn afgekort. Blijkbaar zijn de juiste namen moeilijk of niet meer te achterhalen. Of zou het gemakzucht zijn? In ieder geval wordt er nu vermeld dat het goed ging met Kaatsheuvel in 1948; genoeg centen in het potje dus om iets te gaan maken van dat kleine sportparkje. Zo denkt ook de nieuwe burgemeester erover, Van der Heijden, die in dit boek eindelijk ook eens wat van de eer krijgt toebedeeld. Ja, zeg nu zelf, tot nu toe kregen Reijnders en Pieck toch altijd het applaus, zeg maar. Van der Heijden wordt na al die jaren nu eindelijk, ook in de documentaire, eens op handen gedragen. Hij en zijn vrouw zijn gaan spelen met en gaan nadenken over de plannen om iets te doen met het park en zij zijn dus de eerste belangrijke schakels naar het Sprookjesbos.

Peter ReijndersOp de pagina's 7 en 9 zien we wat promotiemateriaal en een plattegrondje van de tentoonstelling "De Schoen ’49", het evenement dat gezorgd heeft voor die eerste spade in de grond voor het Sprookjesbos. Als je zo de plattegrond bekijkt, zie je meteen dat het bijna niet is te herkennen als de Efteling. Er moet dus ongelofelijk hard zijn gewerkt in de jaren 1950, 1951 en 1952, want pas vanaf dan zijn er vormen in het park te herkennen (vooral van de vijvers en paden) die nog veel lijken op de Efteling van nu.

De naam Sportpark veranderde in Natuurpark De Efteling in 1950, gelijk bij het oprichten van de Stichting Natuurpark De Efteling. Over deze stichting wordt niets interessants verteld, in ieder geval niets wat mij boeit. Kijk bijvoorbeeld maar eens naar de tekst onderaan pagina 8, een ellenlange opsomming van namen gevolgd door een gortdroge tekst, absoluut geen stof om in bed te lezen (hoewel in slaap vallen hier wordt gegarandeerd). Pas bij de vermelding van Chris Sprangers (eindelijk weer een bekende naam) gaat de aandacht weer omhoog. Langzamerhand wordt de tekst hier ook weer wat leesbaarder.

Vanaf pagina 10 gebeurt er iets heel vervelends in het boek. De foto's op de pagina's 6 en 8 kregen nog een onderschrift, maar op pagina 10 ontbreekt die. In de rest van het boek zijn hooguit tien foto's en tekeningen van een onderschrift voorzien. Dat was toch echt stukken beter in "Mam, een duppie voor de kip?", waarin iedere foto een uitleg kreeg. Vervolgens staat er op pagina 11 een soort bewijs van wat er in het voorgaande is verteld. Ook op de daaropvolgende pagina bevindt zich een belangrijk papier.

Zeer goed is het dat de drie oprichters even worden voorgesteld op de pagina's 13 t/m 16. Het verduidelijkt wat de heren hebben betekend voor het park, geeft een korte samenvatting van hun leven en hun gedrevenheid om van de Efteling een prachtig sfeervol park te maken. Het dient vooral als een inleiding naar de volgende hoofdstukken.

De tekenende hand van Anton Pieck

De pagina's 17 t/m 26 staan vol met Anton Piecktekeningen. Ik heb geen idee welke tekeningen hiervan al eerder zijn afgedrukt in een boek over Pieck. Toch weet ik bijna zeker dat veel van deze schetsen en aquarellen nog nooit eerder zijn gepubliceerd. We kunnen de tekeningen in drie categorieën verdelen. Ten eerste: nooit gerealiseerde attracties en sprookjes. Deze zijn toch wel het interessantst, De Zes Zwanen (pagina 18), De Betoverde Appelboom (p. 18), Dansende Elfen en Gedrochten (p.18, lijken sommige figuren niet verdacht veel op Droomvluchtfiguren?), het A-veld (p. 20, hier zijn attracties in te ontdekken die pas jaren later kwamen in een andere vorm, zoals de Gondoletta, het Lavenlaar, de Doolhof en zelfs de suggestie voor een achtbaan. Bij het zien van deze schets en die op de pagina ernaast van de Heksenkelder, vraag ik me toch af hoe het komt dat Pieck zo fel tegen de Python was. Misschien te weinig thema; als Pieck nog had geleefd, dan zou Vogel Rok hem blijkbaar beter bevallen zijn) en veel plannen voor Chinese en Oosterse projecten (p. 20 t/m 23). Het is toch geweldig om te weten dat eigenlijk alle attracties (op Carnaval Festival en PandaDroom na) al een bedenkseltje waren van Anton Pieck. Daarom zou de Efteling eigenlijk ook door moeten gaan met het bestuderen van oude schetsen en tekeningen van Pieck en oude projecten dus gewoon alsnog moeten uitvoeren.

Pieckontwerpen

De tweede categorie bestaat uit tekeningen van gerealiseerde attracties, maar in een andere vorm. Kijk maar eens naar het huisje van Hans en Grietje en de put van Vrouw Holle op pagina 19. Als derde zijn er nog de wel gerealiseerde - en ook op die manier in het park verschenen - tekeningen. Neem nu pagina 24/25 maar eens voor je. Pieck werkte eigenlijk als een dubbeltekenaar voor de Efteling, hij was een soort kunstenaar, maar tegelijk ook een architect. Voor veel werken kleurde hij nog niet eens alles in. Zelfs van de kleinste details moest een schetsje worden gemaakt, zoals het Stationrestauratiebordje op pagina 25. Ook wonderlijk is het om te zien dat Pieck zelfs de meubels van het oude theehuis heeft ontworpen. De sloop van het Stationskoffyhuys en Ingang West en de metamorfose van het Witte Paard zijn dus eigenlijk niet de eerste keren dat de Efteling echte Pieckontwerpen heeft vernield.

 
Verder (naar de volgende pagina)
 

 

 

Tekst: Ramon Heeren - 2002