Terug naar de Diorama-index De Italiaanse Stad -|- Tekening: Anton Pieck - Edits: Wonderlijke WC Web 2003
   

Locatie

We zijn het Klievendal overgestoken, en komen in de buurt van een prachtig bergmeer. Het koude, heldere water staat stil als een spiegel en reflecteert een Mediterrane stad. We zijn aangekomen in de Italiaanse Stad. Buon giorno!
 

 

Het Diorama - De Italiaanse Stad-|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web

Het overgrote deel van het Diorama is een Pieckeriaanse weergave van de fantasiewereld zoals we die kennen uit de Germaanse en andere Noord-Europeese volksverhalen. De dichte donkere wouden, de kastelen met kantelen op hoge pieken en de ommuurde steden vol vakwerkhuisjes: we komen ze overal in sprookjes, sagen, mythen en legendes tegen. En dus ook in het Diorama.


 
Het Diorama - De Italiaanse Stad-|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web
 
  
Las Palmas
De enige plek in het Diorama met (sub-)tropische begroeiing is de Italiaanse Stad. Palmen staan hier vreemdgenoeg broederlijk naast de kegels van naalbomen. Maarja, dat zelfde zien we ook in de rest van de Efteling: palmen bij Fata Morgana en naaldvegetatie rond de Brink. Zelfs Efteling-eigenaardigheden in het klein schuwt het Diorama niet.

 



Er is echter ook een wat vreemde eend in de Diorama-bijt, namelijk de Italiaanse Stad. Deze stedelijke enclave, gelegen tussen het Klievendal en de bergen waarop het Chateau Paroi zich verheft, doet niet denken aan die vertrouwde wereld van de fantasie. De Italiaanse Stad is stevig geworteld in de werkelijkheid. Het is de verkleinde weergave van het ideale Middellandse zeedorpje.

Het Diorama - De Italiaanse Stad-|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web

Het stoomscheepje dat met een feestelijke luifel boven het dek heen en weer vaart over het meer waaraan de Italiaanse Stad is gelegen. Voor de gegoede burgerij of de rijke tourist is het prettig toeven in een ligstoel op het dek, terwijl de zon schijnt en een briesje over het water strijkt.
 

De Ganzenhoedster
Grimm-index 95 - eerste deel

Er was eens een oude koningin. De koning was al jaren dood, maar ze had een mooie dochter. Toen die volwassen was geworden, werd ze ver daarvandaan uitgehuwelijkt aan een koningszoon. Toen de tijd van het huwelijk naderde, en het kind weg moest trekken naar het vreemde koninkrijk, pakte de oude koningin heel veel mooie voorwerpen in, en kostbaarheden, goud en zilver, bekers en sieraden, kortom, alles wat tot een koninklijke bruidschat behoort; want ze had haar kind zeer lief. En ze gaf haar een kamerjuffer mee, die mee moest rijden en het kind als bruid moest overgeven in de handen van de bruidegom, en ze kregen allebei een paard voor de reis, maar het paard van de prinses heette Falada en kon praten. Toen het uur van afscheid gekomen was, ging de oude moeder naar haar slaapkamer. Ze nam een mesje en sneed daarmee in haar vinger, zodat het bloedde. Dan hield ze er een wit lapje onder en liet er drie druppels bloed op vallen, en dat gaf ze aan haar dochter en zei: “Kindlief, bewaar dat goed, op reis zul je het nodig hebben.”

Ze namen beiden verdrietig afscheid; het lapje deed de prinses voor in haar halsdoek, ze ging op het paard zitten en trok nu weg naar haar bruidegom. Een uur later was ze heel dorstig ze zei tegen de kamerjuffer: “Stijg van ’t paard af, en schep met de beker die we meegenomen hebben, water uit de beek, ik wou graag drinken.” “Als u dorst hebt,” zei de kamerjuffer, “ga dan zelf van ’t paard, buk je over de beek en drink, ik ben de dienstmeid niet!” De prinses had grote dorst en steeg dus af, boog zich over ’t water van de beek en mocht haar eigen gouden beker niet gebruiken. En ze zei: “Ach hemel!” en toen antwoordden de drie bloeddruppels: “Als uw moeder dat wist, dan zou ’t haar hart breken.” Maar de prinses kende nederigheid, ze zei niets en ging weer op het paard zitten. Zo reden ze ettelijke mijlen verder, maar het was een warme dag, de zon stak en ze had weldra weer dorst. En toen ze bij een water kwamen, zei ze nog eens tegen de kamerjuffer: “Stijg van het paard en geef mij te drinken uit mijn gouden beker,” want ze was de onaangename woorden al weer vergeten. Maar de kamerjuffer zei nog hoogmoediger: “Wilt u drinken, drink dan maar, ik ben de dienstmeid niet!”

De prinses steeg af om haar grote dorst, knielde bij ’t water, schreide en zei: “Ach hemel!” en de bloeddruppels antwoordden weer: “Als uw moeder dat wist, het zou har hart breken.” En terwijl zij aan ’t drinken was en zich vooroverboog, viel het lapje met de drie bloeddruppels uit haar halsdoek en dreef met het water weg, zonder dat ze het, in haar droefheid, merkte. Maar de kamerjuffer had het gezien en was blij dat ze nu de bruid in haar macht kreeg: want nu ze die bloeddruppels verloren had, had ze geen kracht en geen macht meer. Maar nu wilde ze weer op het paard stijgen, het paard dat Falada heette. De kamerjuffer echter zei: “Op Falada rijd ik, stap jij maar op mijn beest” en dat moest de prinses zich laten welgevallen. Nu beval de kamerjuffer haar met bitse woorden, de koninklijke gewaden uit te trekken en har eenvoudige aan te trekken en tenslotte moest zij onder de vrije hemel bezweren, dat ze aan ’t hof niemand iets daarvan zeggen zou, en als ze die eed niet gezworen had, zou ze op de plaats zelf gedood worden. Maar Falada zag het wel en lette er wel op. De kamerjuffer reed nu op Falada, en de echte bruid op ’t gewone paard, en ze reisden verder tot ze tenslotte bij het slot kwamen. Grote vreugde ontstond over hun aankomst, en de prins vloog hen tegemoet, tilde de kamerjuffer van ’t paard en dacht dat ze z’n vrouw was: ze werd de trap opgeleid, maar de echte prinses moest benden blijven staan. Toen ging de koning voor ’t raam staan en zag haar wachten op ’t slotplein en zag hoe rank zij was, tenger en zelfs mooi; hij ging meteen naar de hofzaal en vroeg aan de bruid wie ze daar bij zich had, die nog beneden stond, en wie het eigenlijk was? “Die heb ik meegekregen voor gezelschap; geef de meid wat te doen, zodat ze haar tijd niet verluiert.” Maar de oude koning had geen werk voor haar, en het enige dat hij wist was, zei hij: “Ik heb nog zo’n kleine jongen, Koertje, die hoedt de ganzen, die kan ze helpen.” Zodat Koertje de echte bruid tot hulp kreeg voor ’t hoeden van ganzen.

Weldra echter zei de valse bruid tegen de jonge koning: “Mijn heer en gemaal, ik vraag u om een gunst.” Hij antwoordde: “Die zal ik graag inwilligen.” “Laat dan de slager komen en het paard dat ik bereden heb, de hals afsnijden, want het heeft me onderweg veel last bezorgd.” Maar eigenlijk was ze bang, dat het paard zou spreken, en dat uit zou komen, hoe ze met de prinses had gehandeld. Nu was het zover dat ’t gebeuren ging en Falada moest sterven; maar nu hoorde de echte prinses het en ze beloofde de slager een goudstuk, als hij haar een kleine dienst wilde bewijzen. In de stad was een grote, donkere poort, daar moest ze ’s avonds en ‘s morgens met de ganzen door. “Onder die donkere poort moet je de kop van Falada spijkeren, zodat ik hem elke dag meer dan eenmaal nog kan zien.” Dat beloofde de knecht graag, en hij sloeg het paard de kop af, en bevestigde die beneden aan de donkere poort. ’s Morgens vroeg, toen Koertje en zij de ganzen door de poort dreven, zei ze in ’t voorbijgaan:

“O, jij Falada, die moest bloeden!”

En toen antwoordde de paardenkop:

“O, prinses, die daar moest hoeden,
Had uw moeder dat geweten;
’t Hart was haar in twee gereten!”

Toen trok ze stil verder de stad uit, en ze dreven de ganzen naar buiten, en toen ze op de wei waren gekomen, ging ze zitten en kamde haar haar uit, dat was van zuiver goud, en Koertje zag dat en vond ’t prachtig en wilde er een paar uittrekken. Toen zei ze:

“Waaie, waaie, windje!
De hoed van Koert geroofd!
dat hoedje moet hem knechten,
tot ik mijn gouden vlechten
gelegd heb om mijn hoofd!”

 

Beste lezer, wees niet bevreesd.
Er is nog meer als ge graag verder leest.

 
 

 
Davos?

Hoog in de bergen achter de Italiaanse Stad zien we dit witgekalkte bouwwerk. De strakke muren en toren kunnen deel uit maken van een religieus bouwwerk; een klooster wellicht. Maar even zo goed kan het een sanatorium voor hen met ademhalingsproblemen zijn. Of gewoon een mooi gebouwtje natuurlijk, zonder verdere functie. Het oog wil ook wat, immers...

 

    
Het Diorama - De Italiaanse Stad-|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web
 

De overhangende muren, vreemd gevormde daken en gescheurde torens die het Diorama op zo veel plaatsen domineren zijn hier in het geheel niet te vinden. Daarvoor in de plaats zien we een trapvormig geheel van kleine kleurige blokkendoosjes, dat zich als een lappendeken over de uit het meertje oprijzende heuvels plooit. Diorama-tinten als grijs, beige en bruin zijn hier vervangen door terra, geel, roze en wit. In combinatie met de genoemde kubische vormen is het contrast met de rest van de miniatuurwereld vrij groot. Velen vinden daarom ook, misschien wel terecht, de Italiaanse Stad het minst interessante deel van het Diorama.

Het Diorama - De Italiaanse Stad-|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web Het Diorama - De Italiaanse Stad-|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web

Waarom komt een ogenschijnlijk zo afwijkend tafereel voor in de wereld van het Diorama? Het is een lastige vraag, en natuurlijk is er ook geen exact antwoord op te geven. Is het omdat de bouwers en hun leidinggevende ontwerper, Anton Pieck, even ‘genoeg’ hadden van al die middeleeuwse torentjes, muurtjes en stadjes? Dat ze even geen kasteel meer konden zien? Of is het een bewuste actie om de sprookjeswereld van het Diorama buiten de grenzen van haar traditionele Noord-Europese korset te tillen, en zo de mogelijkheden voor een eigen interpretatie van ‘het sprookje’ door de bezoeker van het Diorama te vergroten? We kunnen slechts gissen naar de werkelijke reden. En misschien is die er ook wel helemaal niet.


 
Het Diorama - De Italiaanse Stad-|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web
 
  
Die omnipotente godsdrang toch ook...
Ja hoor... Daar hebben we er weer één: weer een kapelletje. Het Diorama staat vol met die kleine godshuisjes, in alle denkbare varianten, op alle mogelijke locaties. Zoals hier dus, aan het water. Er zijn slechtere locaties te verzinnen voor een spiritueel moment van rust, dat is zeker zo. Maar doet u ons maar gewoon het Herautenplein. Dat werkt toch het best. Echt waar!


Het Diorama - De Italiaanse Stad-|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web

De stad ligt zoals reeds aangegeven aan een meertje. Van tijd tot tijd vaart hierop een stoomschip, maar zeker zo vaak vaart het gewoon niet. Dan ligt het oppervlak van het meer doodstil en spiegelt het op een perfecte manier het regelmatige patroon van de gestuukte huisjes.

 
De Ganzenhoedster

Grimm-index 95 - tweede deel


En toen kwam er een hevige windvlaag, die Koertjes hoedje wegwoei, de hele wei over, en hij moest het nalopen. En toen hij terug kwam, was zij met kammen en vlechten al klaar en kon hij er geen meer uittrekken. Koertje was boos en zei geen woord meer tegen haar; en ze hoedden de ganzen tot het avond was en dan gingen ze weer naar huis.
De volgende morgen kwamen ze weer door de donkere poort, en toen zei het meisje weer:
 

“O, jij Falada, die moest bloeden!”

En Falada antwoordde:

“O, prinses, die daar moest hoeden,
Had uw moeder dat geweten;
’t Hart was haar in twee gereten!”

En buiten ging ze weer op de wei zitten en begon weer haar haar te doen, en Koertje liep er al heen om ze te pakken, maar toen zei ze gauw:

“Waaie, waaie, windje!
De hoed van Koert geroofd!
dat hoedje moet hem knechten,
tot ik mijn gouden vlechten
gelegd heb om mijn hoofd!”

En de wind woei en waaide hem zijn hoedje van zijn hoofd, ver weg, en Koertje moest de hoed achterna; en toen hij hem weer had, was ze al lang klaar met haar vlechten, en hij kon er nu helemaal niet aankomen; en zo hoedden ze de ganzen tot het avond was.

Maar toen ze ’s avonds thuis gekomen waren, ging Koertje regelrecht naar de oude koning en zei: “Met dat meisje wil ik niet langer de ganzen hoeden!” “Waarom niet?”| vroeg de koning. “Och, ze plaagt me de hele dag.” Nu beval de oude koning hem te vertellen, hoe het dan ging met hen beiden. Toen zei Koertje: “Nou, ’s morgens als we door de donkere poort gaan met de ganzen, dan hangt daar zo’n paardenkop aan de poort, en daar praat ze tegen:

“O, jij Falada, die moest bloeden!”

En dan antwoordt die paardenkop:

“O, prinses, die daar moest hoeden,
Had uw moeder dat geweten;
’t Hart was haar in twee gereten!”

En Koertje vertelde verder, ook wat er op de ganzenweide gebeurde en hoe hij dan z’n hoedje in de wind moest nalopen.
Nu beval de oude koning hem, de volgende dag weer de ganzen te hoeden, maar zelf ging hij bij ’t eerste ochtendgloren achter de donkere poort staan, en daar hoorde hij toe, hoe zij sprak met de kop van Falada. Daarna ging hij ook achter haar aan buiten de stad, en verborg zich in een bosje van de wei. En nu zag hij weldra met eigen ogen, hoe de ganzenhoedster en de ganzenjongen de kudde bijeen dreven en hoe ze na een poosje ging zitten en haar haar los vlocht, en hij zag de glans die er van af straalde. En meteen sprak ze:

“Waaie, waaie, windje!
De hoed van Koert geroofd!
dat hoedje moet hem knechten,
tot ik mijn gouden vlechten
gelegd heb om mijn hoofd!”

En er kwam een windvlaag en die nam de hoed van Koertje mee, zodat hij een heel eind moest lopen, en het meisje bleef rustig bezig met het kammen en vlechten van haar prachtige haar, en de oude koning zag het allemaal. Dan ging hij heel stil terug, en toen de ganzenhoedster ’s avonds thuiskwam, riep hij haar apart en vroeg haar, waarom zij dit zo deed?
“Dat mag ik u niet zeggen, en ik mag ook aan niemand over mijn verdriet klagen, want dat heb ik onder de open hemel moeten beloven, anders was het met mijn leven gedaan geweest.” Hij drong er echter bij haar op aan en liet haar niet met rust, maar hij kon er niets uitkrijgen.
 
Toen zei hij: “Als je ’t mij niet vertellen wilt, vertel dan over je verdriet aan de kachel!” en hij ging weg. En nu kroop ze de kachel in, begon te jammeren en te schreien, en ze stortte haar hart uit en zei: “Daar zit ik nu, en ik ben door de hele wereld verlaten, en toch ben ik een prinses, en een slechte kamerjuffer heeft mij er met geweld toe gedwongen, dat ik mijn koninklijke gewaden af moest leggen, en ze heeft mijn plaats ingenomen bij mijn bruidegom, en ik moest als ganzenhoedster het minste werk doen. Als mijn moeder dat wist, dan brak haar hart.” Maar de oude koning stond buiten bij de kachelpijp en luisterde, en hoorde wat zij vertelde.
 
Toen ging hij weer naar binnen en beval haar, uit de kachel te komen. Koninklijke gewaden liet hij haar aantrekken, en het leek wel een wonder, zo mooi als ze toen was. De oude koning was van harte verheugd, toen hij zag hoe jong en hoe mooi zij was, en er werd een grote maaltijd aangericht, waarop alle mensen die goede vrienden waren genodigd werden. Aan het hoofd van de tafel zat de bruidegom, aan zijn ene zijde de prinses, en de kamerjuffer aan de andere zijde, maar de kamerjuffer was verblind en herkende haar niet met haar prachtige kleding. Toen ze gegeten en gedronken hadden en vrolijk waren geworden, gaf de oude koning aan de kamerjuffer een raadsel op, wat iemand waard was, die haar heer zo en zo bedrogen had – en hij vertelde daarop het hele verloop, en vroeg toen: “Welk vonnis is zij waardig?” Toen zei de valse bruid: “Zij is niets beters waard dan spiernaakt in een vat gestopt te worden dat van binnen met spijkers is beslagen, twee witte paarden moeten ervoor gespannen worden, die haar straat in straat uit in de dood moeten slepen.” “U bent het,” zei de koning, “en u hebt uw eigen vonnis uitgesproken, en zo zal het met u gebeuren.” En toen het recht voltrokken was, trouwde de jonge koning met zijn echte bruid, en samen heersten ze over het rijk in vrede en geluk.
 


 

Het Diorama - De Italiaanse Stad-|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web


 
Spiritus sanctus, amen

We hadden het al een beetje verwacht: als je iets aan de Zuid-Europeanen over kunt laten, dan is het wel het bijna fanatisch beleiden van het Christendom. En ja: daarvoor heb je voldoende kerken nodig. En natuurlijk het liefst een Rooms-Katholieke. Die zijn er dan ook, in de Italiaanse Stad. Als een Assisi in het klein, of een minutieus Florence. Maar dan lekker dichtbij, in Kaatsheuvel.

 

    
Het Diorama - De Italiaanse Stad-|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web
 

Het Diorama - De Italiaanse Stad-|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web

Mobiliteit kent z'n grenzen
Eigenlijk horen ze in een echte sprookjeswereld niet thuis: automobielen. Een trein, dat kan nog net, maar bij voorkeur reist men per paard en wagen. Of een koets, met toverkracht gemaakt uit een pompoen. Anton Pieck had een hekel aan de auto en eigenlijk had hij groot gelijk ook. Wellicht dat de defecte automobiel hier op de foto een persoonlijke schop richting de heilige koe is. Het zou ons niet verbazen, in elk geval.

Het Diorama - De Italiaanse Stad-|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web Het Diorama - De Italiaanse Stad-|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web

 
De Vos en de Petemoei

Grimm-index 75

Mevrouw de wolf kreeg eens een jong wolfje en liet de vos tot peet nodigen. “Hij is toch bijna van de familie,” zei ze, “hij heeft een behoorlijk verstand en veel handigheid, hij kan ’t jongetje allerlei leren en hem nog in de wereld voorthelpen.” De vos kwam ook met een uitgestreken snoet en zei: “Beminnelijke moeder van mijn petekind, ik bedank u zeer voor de eer, die u me bewezen hebt, en ik zal me zeker zo gedragen, dat u er al het genoegen van heeft, dat u ervan verwacht.”

Bij het doopmaal at hij flink en maakte veel plezier en dan zei hij: “Lieve mevrouw Wolvin, het is onze plicht voor de jonggeborene te zorgen; u moet goede voeding hebben, dat het flink en sterk wordt, ik weet een schaapsstal, waaruit we gemakkelijk een mooi stuk kunnen halen.” Dat wijsje beviel de wolvin en ze ging met de vos naar de boerderij. Hij wees haar de stal uit de verte en zei: “Daar kunt u ongezien binnen sluipen, en ik ga ondertussen aan de andere kant kijken of ik geen haantje kan pikken.” Maar dat deed hij niet, hij ging naar de bosrand, strekte z’n benen uit en ging liggen soezen. De wolvin kroop de stal in, daar was een hond die aansloeg, zodat de boeren aan kwamen lopen, de petemoei betrapten en een scherp sop van gebrande as over haar huid uitgooiden.

Tenslotte ontkam ze en sleepte zich naar buiten: daar vond ze de vos, die erg klaagde en zei: “Ach lieve petemoei, wat is het vreselijk! De boeren hebben me overvallen en aan alle kanten geslagen; als u niet wil dat ik hier ter plaatse blijf liggen en sterf, dan moet u me naar huis dragen.” De wolvin kon zelf maar langzaam voort, maar ze was zeer bezorgd voor de vos, ze nam hem op haar rug en droeg de gezonde peet die niets mankeerde, langzaam tot aan haar hol. “Vaarwel, lieve petemoei! En dat de buite u goed bekome!”

En toen lachte hij haar geweldig uit en sprong weg.

 

 
 

 
Het Diorama - De Italiaanse Stad-|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web
 
    
The hills are alive...
De bergen leven, muziek weerklinkt tussen de door wolken versluierde toppen. Welnee, het is geen Richard Rodgers, nee ook geen Howard Shore. De speeldoos plingelt verder, onverstoorbaar als altijd.


Het Diorama - De Italiaanse Stad-|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web

Tussen de huisjes ligt een aantal bijzondere gebouwen. Direct aan het water vinden we een langwerpig gebouw met een hele rij Romaanse boogjes. Daarvoor rijden in een eindeloze stoet autootjes voorbij. Geheel in stijl met het Diorama zijn het natuurlijk klassieke automobielen die nog eerder doen denken aan koets dan de moderne heilige koe. Midden in de stad ligt het station van de Italiaanse stad. Het is een weinig opvallend bouwwerk. Als hier niet van tijd tot tijd een trein halt zou houden, zouden we het zo over het hoofd kunnen zien. Nog verder naar achteren is het een kerkgebouw dat de aandacht trekt. Alpinesque van karakter verheffen de bergen zich boven de toren van het godshuis. De besneeuwde toppen laten zien dat we het perspectief niet al te serieus moeten nemen.

De omgeving van de Italiaanse stad is er één van grootse natuur. Diepe dalen, kloven haast, en hooggelegen bergweiden wisselen elkaar af. Zo hier en daar is temidden van die natuur nog een kleine nederzetting te vinden; als een sanatorium, diep in de bergen, waar geen gebrek is aan gezonde, frisse berglucht.

Het Diorama - De Italiaanse Stad-|- Foto: Friso Geerlings © Wonderlijke WC Web
 
  

Verderop, op de hoge berg die de Italiaanse Stad aan één kant insluit, ligt een chique kasteel: het Chateau Paroi. Wie de andere kant op reist, komt al spoedig aan in het brede, diepe Klievendal waar het koude water uit de bergen zich een weg zoekt door spleten en spelonken. Welke richting de Diorama-reiziger ook kiest, zeker is wel dat het reisdoel heel anders van stijl en karakter zal zijn dan de stad die hij zojuist verliet. Vanuit de Mediterraanse sferen gaan we weer op weg naar de wereld van het sprookje.
 

 

© 2001 - 2003 Het Wonderlijke WC Web